Leraarsnesten: opleiden van leraren op de werkplek

Paul Hennissen (Zuyd Hogeschool) | 01 May 2015


Een leraarsnest is een metafoor. De vraag is natuurlijk waarover die metafoor gaat en wat er met een leraarsnest bedoeld wordt. Om een antwoord te geven op deze vraag wordt allereerst een voorbeeld geschetst van een leraarsnest vanuit het perspectief van een mentor van een aanstaande leerkracht.

De praktijk

Een mentor schrijft:

“Er is op school sprake van een goede en warme werksfeer en dat komt door de schoolleider. We werken hier vaak door te discussiëren. De schoolleider respecteert de leraren en stimuleert de teamgeest, zodat we alles samen bespreken wat we doen. Het geeft ons de kans om eigenaar te zijn van onze beslissingen, en daardoor wil ook iedereen participeren. Als je een probleem inbrengt, voel je dat je er niet alleen voorstaat. Je eigen succes is ook sterk afhankelijk van de hulp van de collega’s.

We bespreken voor- en achteraf hoe we thema’s in de klas aanpakken. Het zijn deze discussies die ons helpen om het voortdurend beter te doen. Omdat we van elkaar precies weten wat we doen, kunnen we elkaar ook goed feedback geven. We moeten kritisch blijven naar elkaar toe. Dat is ook het voordeel van mijn student, die mij voortdurend bevraagt naar het waarom van mijn gedrag in de klas. Dat vind ik soms echt moeilijk om uit te leggen. Het helpt mij echter wel om bewust te worden van mijn gedrag. Ik leer op deze manier ook.

De studenten werken met ons samen in projecten. Als we samen aan een project werken met de studenten dan valt het me op hoe snel zij dingen in de praktijk veranderen en durven te experimenteren. Laatst gebruikte mijn studente frisse werkwijzen waarmee leerlingen abstracte en moeilijke aardrijkskundige concepten leerden. Als ik dat zie, dan neem ik daar dingen van over. Een ander initiatief waarin de studenten participeren, is een project waarin we onderzoeken hoe we als krimpschool in de toekomst kunnen overleven. We noemen dit een Community of Practice (CoP) of verbeterteam. Dit team wordt ondersteund door de schoolleider en schoolopleider. Het verbeterteam heeft een eerste onderzoek gedaan en we hebben samen met het hele team vervolgens het probleem als volgt geformuleerd: ‘Hoe kunnen we uiteindelijk in drie gemengde groepen toch die hoge kwaliteit leveren die van ons verwacht wordt?’ Het is echt samen werken en samen leren.”

Tot zover de schets van mogelijke activiteiten in een leraarsnest, gericht op professionele ontwikkeling van zowel aankomende als zittende leerkrachten en niet op de laatste plaats op de ontwikkeling van de leerlingen.

De theorie

De term leraarsnest heeft geen wetenschappelijke fundering. In de theorie wordt een aantal begrippen gebruikt om de plek en de vorm van leren te typeren. Het meest ruime begrip en erg ingeburgerd is het concept leerwerkgemeenschappen. Dit concept is een containerbegrip, dat verwijst naar verschillende verschijningsvormen waarbij de koppeling tussen leren en werken veelal centraal staat: leerwerkgemeenschap, professionele leerwerkgemeenschap, kennis- en leerwerkplaats, werkleergemeenschappen, communities. (Bruijning & Uytendaal, 2010).

Popeijus en Geldens (2009) spreken over werkplekleeromgevingen, waarmee ze niet alleen de werkplek van de school, maar alle mogelijke omgevingen bedoelen die bij kunnen dragen aan een krachtige leeromgeving. Het gaat volgens hen bij het opleiden van leraren dus niet alleen om het klaslokaal, maar om het creëren van kennisrijke leeromgevingen waarbinnen kennis kan ontstaan. Keulers en Spierings (2010) spreken over innovatienetwerken, daar waar HBO-studenten tijdens de opleiding in de beroepspraktijk de rol vervullen van resultaatgerichte en innovatieve probleemoplosser. Binnen innovatienetwerken zijn de onderwijs- en werkfuncties op elkaar afgestemd.

Het gedeelde kenmerk van al deze begrippen is dat werken en leren op de werkplek met elkaar verbonden worden. Om daaraan gestalte te geven, wordt er gebruik gemaakt van een scala aan samenwerkingsvormen, waarvan enkele relevante worden toelicht. Van der Klink (2004) onderscheidt een drietal vormen waarbij de lerende zelf invloed heeft op de vormgeving van zijn leren: leerproject c.q. verbeterteam, Communities of Practice (CoP) en Professionele Leergemeenschappen (PLG). Een leerproject of verbeterteam is een samenhangend geheel van leeractiviteiten die een groep (aanstaande) leraren uitvoert rondom een thema of probleem dat voor de school relevant is (Poell, 2001).

De definiëring van CoP en PLG is niet eenduidig; de termen CoP en PLG worden zowel gebruikt voor een groep binnen een school als voor de gehele schoolorganisatie. Bij het gebruik van de term CoP door Lave en Wenger (1991) wordt gefocust op de gehele organisatie, en dezelfde Wenger formuleert in latere instantie een CoP (Wenger, McDermott & Snyder, 2002) als een groep. Bij het gebruik van de term PLG door Hord (1997) en Verbiest (2012) bedoelen zij de gehele schoolorganisatie, en op de website van het ministerie (Min. OC&W, 2013) wordt een PLG als een groep docenten beschreven.

In Nederland zien we deze verwarring terug bij een deel van de huidige projecten in het basis- en voortgezet onderwijs. In het basisonderwijs wordt de term PLG veelal gebruikt om de school als geheel te beschrijven en de term CoP voor groepen binnen de school. In het voortgezet onderwijs wordt de term PLG veelal gebruikt om projectgroepen te benoemen en de term CoP is dan het geheel van de schoolorganisatie.

In Nederland zien we dat in het basisonderwijs het schaalniveau van de school als PLG wordt benoemd (Verbiest, 2011) en de groepen binnen de school als CoP (Wenger, McDermott, & Snyder, 2002). Daarnaast wordt in het voortgezet onderwijs het schaalniveau van de school als CoP (Lave & Wenger, 1991) benoemd en de groepen daarbinnen als PLG (Min. OC&W, 2013).

Slot

Ondanks deze verwarring in het gebruik van terminologie, is de kern van het leerproces op zowel het schaalniveau van de school als dat van de groep het actief deelnemen aan de praktijk van de gemeenschap, het voortdurend verbeteren (m.b.v. onderzoek) en het delen van de ervaringen daaromtrent met de anderen. Naarmate scholen als organisaties zich sterker ontwikkelen, zijn de leermogelijkheden voor groepen binnen scholen groter evenals de kansen op positieve resultaten voor leerkrachten en leerlingen. In het praktijkvoorbeeld dat de mentor beschrijft, wordt een school beschreven die een lerend klimaat voor alle medewerkers faciliteert. Aanstaande en zittende leerkrachten krijgen verantwoordelijkheid en nemen gezamenlijk initiatief om systematisch onderwijs te verbeteren.

Binnen de Educatieve Agenda is het expliciet de bedoeling om groepen leerkrachten die op een innovatieve wijze willen werken aan de ontwikkeling van het onderwijs financieel te ondersteunen om deze ideeën tot ontwikkeling te brengen, waarbij tevens aandacht is voor de schoolorganisatie als geheel. Vanaf het najaar van 2015 kunnen groepen docenten een aanvraag doen voor financiële ondersteuning via de website van de Educatieve Agenda.

Referenties
  • Admiraal, W., Lockhorst, D., & Van der Pol, J. (2012). An expert study of a descriptive model of teacher communities. Learning Environments Research, 15 (3), 345-361.
  • Bruijning. T. & Uytendaal, E. (2010). De kracht van leergemeenschappen. Den Bosch: KPC groep.
  • Hennissen, P. (2011). In de nesten werken: Opleiden van leraren op de werkplek. Heerlen, Zuyd Hogeschool.
  • Hord, S. (1997). Professional learning communities: Communities of continuous inquiry and improvement. Southwest Educational Development Laboratory, Austin.
  • Keulers, O. & Spierings, F. (2010). Implementeren van innovatienetwerken als effectieve leerwerkplekken. In J. Streumer, De kracht van werkplekleren (pp. 121-138). Den Haag: Boom Lemma.
  • Lave, J. & Wenger, E. (1991). Situated learning: Legitimate peripheral participation. England: Cambridge University.
  • Ministerie van Onderwijs, Wetenschappen en Cultuur (2013. Ontwikkeling van Professionele Leergemeenschappen: Informatie over projecten in uw regio. Den Haag.
  • Poell, R. (2001). Veelzijdig organiseren van leerprojecten. In J. Kessels & R. Poell (red.), Human Resource Development. Organiseren van het leren (pp. 137-148). Alphen aan de Rijn: Samson.
  • Popeijus, H. & Geldens, J. (2009). Betekenisvol leren onderwijzen. In H. Popeijus & J. Geldens (red.), Betekenisvol leren onderwijzen in de werkplekleeromgeving (pp. 29-54). Apeldoorn: Garant.
  • Stoll, L. & Louis, K. (ed.) (2007). Professional learning communities: Divergences, depth and dilemmas. Maidenhead: Open University Press.
  • Timperley, H., Wilson, A., Barrar, H., & Fung, I. (2007). Teacher professional learning and development: Best evidence synthesis iteration.Wellington, New Zealand: Ministery of Education.
  • Verbiest, E. (2012). Professionele leergemeenschappen: Een inleiding. Apeldoorn: Garant.
  • Wenger E., McDermott R., & Snyder W. 2002. Cultivating Communities of Practice. Boston, MA: Harvard Business School
delen:  
Loading Conversation