Zoals overal in ons land zijn onderwijsgevenden in Limburg de eerste jaren na hun diplomering bezig om zich te ontwikkelen tot volledig vakbekwame leerkrachten. Deze periode noemen we in onderwijsjargon de ‘inductieperiode’. Inspanningen zijn erop gericht alle pas gekwalificeerde leerkrachten tijdens de eerste jaren van hun loopbaan voldoende effectieve ondersteuning en begeleiding te geven, aldus de Europese Commissie. Op meerdere locaties vinden experimenten plaats met inductieprogramma’s, bijvoorbeeld via het raamplan ‘Begeleiding Beginnende Leraren in het Beroep voor het voortgezet onderwijs’. De effecten zijn positief: verhoging van de competenties en het welbevinden
en deelnemers blijven vaker werkzaam in de onderwijssector.
De groep van recent gediplomeerde leerkrachten die als tijdelijke vervangers voor meerdere schoolbesturen werken valt vooralsnog buiten de boot bij de inductieprogramma’s, doordat zij geen dienstverband hebben bij een schoolbestuur. Dat is ongewenst omdat de inspanningen er op gericht moeten zijn om alle recent gediplomeerden te behouden en verder te professionaliseren tot volledige vakbekwaamheid. Dit mede met het oog op de verwachte tekorten aan leerkrachten basisonderwijs die zich vanaf 2016/2017 in Limburg gaan manifesteren.
Tijdelijke vervangers en ‘beginners’ in het onderwijs (dat wil zeggen onder de 30 jaar en recent afgestudeerd). Geschat wordt dat ongeveer 10 procent van het personeelsbestand aan te merken is als tijdelijke vervanger.
Het inductieprogramma bekwaamt deelnemers onder meer in hun pedagogisch-didactisch handelen ten aanzien van passend onderwijs, in het bijzonder op het gebied van gedifferentieerd lesgeven in meer heterogene groepen, en in het klassenmanagement. Deze bekwaamheden worden door veel beginners als bijzonder problematisch ervaren.
Er worden verschillende activiteiten uitgevoerd. Iedere deelnemer krijgt een begeleider (ervaren leerkracht) toegewezen van één van de participerende schoolbesturen, die zowel face-to-face als ook, indien noodzakelijk, op afstand (bijvoorbeeld via Skype) coacht. Daarnaast zijn er gezamenlijke professionaliseringsactiviteiten waarin deze beginners groepsgewijs over thema’s met en van elkaar kunnen leren, onder begeleiding van ervaren lerarenopleiders van dNP en deelnemende scholen. Deze bijeenkomsten vinden zoveel mogelijk op fysieke locaties plaats, aangevuld met digitale activiteiten.
De schoolbesturen in het Limburgse basisonderwijs en dNP slaan voor dit doorbraakproject de handen ineen omdat zij erkennen dat alleen in gezamenlijkheid voor deze doelgroep een goed aanbod te verzorgen is. Dit project past in de goede samenwerkingstraditie die de laatste jaren tussen deze besturen en dNP is ontstaan. Daarnaast zullen lectoraten vanuit Zuyd met expertise op het terrein van basisonderwijs, professionalisering en onderwijsinnovatie, en lectoren van de Open Universiteit met expertise op het vlak van technology-enhanced learning, participeren.
Het totale project duurt drie jaar, met daarin twee pilots van het inductieprogramma met een totaal van ten minste veertig deelnemende leerkrachten. Het programma zal voor de deelnemers een looptijd van twee jaar hebben.
Om de toegevoegde waarde van het inductieprogramma vast te stellen, vindt vergelijking plaats van de deelnemersgroep met een qua uitgangspositie vergelijkbare groep niet-deelnemers (een controlegroep). Het onderzoek moet antwoord geven op de vraag of het inductieprogramma effect heeft op de competenties, welbevinden en arbeidsmarktpositie van de deelnemers.
Dit doorbraakproject zorgt voor het behoud van en beter opgeleide leerkrachten in het basisonderwijs. Het levert een effectief en duurzaam inductieprogramma dat ‘staat’ op het moment dat de tekorten aan leerkrachten zich manifesteren. Ook dan zal er behoefte zijn aan tijdelijke vervangers (flexibele schil).
Het doorbraakproject levert praktische en wetenschappelijke kennis op die betekenisvol is voor inductieprogramma’s, niet alleen voor het basisonderwijs maar ook voor andere onderwijssectoren. Voorts versterkt het project de boven-bestuurlijke samenwerking het Limburgse primair onderwijs, wat van belang is voor het collectief en proactief anticiperen op de (toekomstige) uitdagingen waar de sector voor staat.
Projectdoel: ervoor zorgen dat er in Limburg geen verloren generatie ontstaat van beginnende leerkrachten basisonderwijs.