Afstroom en opstroom in Limburg – Persoonlijkheidskenmerken

| 18 September 2019

Analyses naar verklarende factoren over afstroom in het voortgezet onderwijs (vo) spitsen zich vaak toe op verschillen naar achtergrond, zoals tussen jongens en meisjes en tussen leerlingen met en zonder hoogopgeleide ouders. In eerdere analyses hebben we gekeken hoe bepalend dit soort achtergrondkenmerken zijn, en hoe dit belang verschilt naar meetjaar en regio. Er is relatief weinig aandacht voor en kennis over de rol van zogenaamde non-cognitieve vaardigheden en kenmerken als mogelijke voorspellers van afstroom. Op basis van de rijke informatie die aanwezig is in de OnderwijsMonitor Limburg (OML) op het gebied van persoonlijkheid en sociaal-emotionele ontwikkeling analyseren we in dit artikel het belang hiervan met betrekking tot afstroom in de onderbouw van het vo.
 
Net als in de eerdere analyses kijken we apart naar afstroom van degenen met een vwo-advies en afstroom van degenen met een havo-advies. Daarnaast kijken we apart ook naar opstroom van degenen met een vmbo-gt advies en opstroom van degenen met een havo-advies. De non-cognitieve (persoonlijkheids)kenmerken die we gebruiken zijn gemeten in groep 8. Aangezien de groep-8-meting alleen voor Zuid-Limburg is afgenomen, geldt de analyse alleen voor die regio. In vo3 zijn dezelfde kenmerken nogmaals gemeten (voor de hele provincie) maar als we deze gebruiken voor de analyse hier bestaat het gevaar dat mogelijke verschillen juist een reactie zijn op de afstroom in plaats van een voorspeller daarvan. In de diverse figuren die gepresenteerd worden, is de relatie weergegeven tussen bepaalde non-cognitieve kenmerken en de kans op afstroom

Highlights

  • Persoonlijkheidskenmerken zijn sterke voorspellers van alle types van afstroom en opstroom.
  • Met name zorgvuldigheid, meegaandheid (beiden gerelateerd aan minder afstroom) en extraversie (gerelateerd aan meer afstroom) verklaren een groot deel van verschillen in afstroom en opstroom tussen leerlingen.
  • Emotionele stabiliteit is minder voorspellend afstroom en opstroom.
  • De voorspellende waarde van deze set aan kenmerken is sterker dan voor geslacht en opleidingsniveau van de ouders, en komt in de buurt van de voorspellende waarde van de Eindtoets-score.

Afstroom van vwo-advies

We kijken eerst naar de afstroom van leerlingen die in groep 8 een vwo-advies hebben ontvangen . De focus van deze analyse ligt op de zogenaamde Big Five persoonlijkheidskenmerken. We kijken naar deze Big Five omdat de wetenschappelijke literatuur uitgebreid aantoont dat deze kenmerken zee voorspellend zijn voor goede schooluitkomsten (en ook voor latere uitkomsten zoals loon en gezondheid). De Big Five zijn in de psychologische literatuur rond persoonlijkheid ook de meest gebruikte indicatoren van persoonlijkheid. De vijf eigenschappen zijn Openheid, Zorgvuldigheid, Extraversie, Meegaandheid en Emotionele Stabiliteit.

Figuur 1 geeft de voorspellende kracht aan van de Big Five voor vwo-afstroom. Kenmerken waarvoor de balken boven de nul zitten zijn positief gerelateerd aan afstroom en kenmerken waarvoor de balken onder de nul zitten zijn negatief gerelateerd aan afstroom. We zien dat hogere zorgvuldigheid gerelateerd is aan een lagere kans op afstroom van vwo-adviezen. De relatie met de andere Big Five zijn klein (en niet statistisch significant). Om een idee te geven van de sterkte van de relatie met zorgvuldigheid: de resultaten geven aan dat als we een leerling met gemiddelde zorgvuldigheid vergelijken met de leerling in de klas met de hoogste zorgvuldigheid, de eerste ongeveer 7 procentpunt meer kans heeft op afstroom . Bij een gemiddelde afstroom van 14% is dit een substantieel verschil. 

 

fig1.PNG

Noot: de figuur geeft de gestandaardiseerde relatie tussen de Big Five en afstroom van vwo-adviezen, gecorrigeerd voor de score op de Eindtoets. Positieve effecten geven aan dat leerlingen met hogere waardes voor die persoonlijkheidskenmerken vaker afstromen. Negatieve effecten geven aan dat hogere waardes gerelateerd zijn aan een lagere kans op afstroom.

Afstroom van havo-advies

We bekijken dezelfde relaties voor afstroom van havo-adviezen. Figuur 2 geeft de relatie met de Big Five. De sterkste relatie is hier met extraversie: extraverte leerlingen hebben een duidelijk sterkere kans op afstroom van een havo-advies. Een mogelijke verklaring voor deze relatie kan zijn dat de meer ‘sociaal ingestelde’ extraverte leerlingen meer moeite hebben om zich op schoolwerk te concentreren in de onderbouw van het VO. Om precies te kunnen zeggen wat hier het mechanisme is, is meer onderzoek nodig.

De andere Big Five zijn gerelateerd aan een lagere kans op afstroom. Hoewel deze absoluut gezien kleiner zijn dan voor extraversie, zijn de cijfers voor deze overige vier eigenschappen niet te verwaarlozen (en statistisch significant). Zo is de grootte van het (negatieve) verband tussen meegaandheid en havo-afstroom vergelijkbaar met dat tussen zorgvuldigheid en vwo-afstroom uit Figuur 1.

 

fig2.PNG

Noot: de figuur geeft de gestandaardiseerde relatie tussen de Big Five en afstroom van havo-adviezen, gecorrigeerd voor de score op de Eindtoets. Positieve effecten geven aan dat leerlingen met hogere waardes voor die persoonlijkheidskenmerken vaker afstromen. Negatieve effecten geven aan dat hogere waardes gerelateerd zijn aan een lagere kans op afstroom.

Opstroom naar vwo

Naast de voorspellende waarde met betrekking tot afstroom analyseren we deze ook met betrekking tot opstroom. Dit bekijken we allereerst voor vwo-opstroom. Dit betreft leerlingen met een havo-advies die in vo3 op het vwo zitten. Figuur 3 presenteert hoe deze opstroom relateert aan de Big Five. We vinden sterke relaties met zorgvuldigheid, meegaandheid (beiden positief) en extraversie (negatief). Al deze effecten zijn sterk, en vergelijkbaar met de relatie tussen zorgvuldigheid en vwo-afstroom (zie Figuur 1). De sterke negatieve relatie tussen meegaandheid en afstroom kan te maken hebben met het feit dat meegaande leerlingen zich over het algemeen makkelijker aanpassen aan nieuwe situaties, en daarbij dus ook de overgang van po naar vo goed lijken te verteren. In toekomstig onderzoek op basis van de OML proberen we dit soort mogelijke verklaringen van de onderliggende mechanismes verder te onderzoeken.

 

fig3.PNG

Noot: de figuur geeft de gestandaardiseerde relatie tussen de Big Five en opstroom van havo-adviezen, gecorrigeerd voor de score op de Eindtoets. Positieve effecten geven aan dat leerlingen met hogere waardes voor die persoonlijkheidskenmerken vaker afstromen. Negatieve effecten geven aan dat hogere waardes gerelateerd zijn aan een lagere kans op afstroom.

Opstroom naar havo

Tot slot analyseren we de relatie tussen Big Five en opstroom naar de havo. Hier betreft het leerlingen die aan het einde van groep 8 een vmbo-gt advies hebben ontvangen, maar in vo3 op het havo zitten. De resultaten zijn te zien in Figuur 4. Openheid, meegaandheid (positief) en extraversie (negatief) blijken de beste voorspellers voor dit type afstroom. Vergeleken met opstroom naar vwo zijn de relaties iets minder sterk. Net als bij het merendeel van de eerdere analyses blijkt de relatie met emotionele stabiliteit relatief het kleinst.

fig4.PNG

Noot: de figuur geeft de gestandaardiseerde relatie tussen de Big Five en opstroom van vmbo-gt adviezen, gecorrigeerd voor de score op de Eindtoets. Positieve effecten geven aan dat leerlingen met hogere waardes voor die persoonlijkheidskenmerken vaker afstromen. Negatieve effecten geven aan dat hogere waardes gerelateerd zijn aan een lagere kans op afstroom.

Conclusie

Uit de analyses blijkt dat persoonlijkheidskenmerken van leerlingen sterke voorspellers zijn van verschillende types van afstroom. De geschatte relaties zijn vooral sterk voor zorgvuldigheid, extraversie en meegaandheid. Deze vaardigheden zijn sterker voorspellend voor afstroom vanaf havo-adviezen dan van afstroom vanaf vwo-adviezen. Daarnaast blijken deze indicatoren niet alleen een sterke voorspeller van afstroom, maar ook van opstroom. In grote lijnen zijn het dezelfde indicatoren die belangrijk zijn voor opstroom als voor afstroom.

Hoe verhouden deze geschatte relaties zich nu met die van eerder geanalyseerde indicatoren zoals geslacht, opleidingsniveau van de ouders en cognitieve prestaties? Als we alle indicatoren samennemen, dan verklaren ze een groter deel van de verschillen in afstroom dan geslacht en de opleiding van de ouders, voor elk type van afstroom of opstroom. Als we deze ‘non-cognitieve’ indicatoren vergelijken met een ‘cognitieve’ indicator (de score op de Eindtoets) dan verschilt het resultaat afhankelijk van het type uitkomst. De toetsscore is een veel betere voorspeller van afstroom vanaf vwo-adviezen, maar de persoonlijkheidskenmerken voorspellen samen afstroom van havo-adviezen beter dan de toets. Bij opstroom is de toetsscore ook een betere voorspeller, al is het verschil kleiner dan bij vwo-afstroom. In vergelijking met indicatoren die vaak veel meer aandacht krijgen in de discussie rond afstroom zijn deze indicatoren dus zeer belangrijke voorspellers.

 

Referenties

Goldberg, Lewis R. (1993). "The Structure of Phenotypic Personality Traits." American Psychologist, 48(1): 26-34.

delen:  
Loading Conversation