| 18 September 2019
Highlights
Afstroom van vwo-advies
We kijken eerst naar de afstroom van leerlingen die in groep 8 een vwo-advies hebben ontvangen . De focus van deze analyse ligt op de zogenaamde Big Five persoonlijkheidskenmerken. We kijken naar deze Big Five omdat de wetenschappelijke literatuur uitgebreid aantoont dat deze kenmerken zee voorspellend zijn voor goede schooluitkomsten (en ook voor latere uitkomsten zoals loon en gezondheid). De Big Five zijn in de psychologische literatuur rond persoonlijkheid ook de meest gebruikte indicatoren van persoonlijkheid. De vijf eigenschappen zijn Openheid, Zorgvuldigheid, Extraversie, Meegaandheid en Emotionele Stabiliteit.
Figuur 1 geeft de voorspellende kracht aan van de Big Five voor vwo-afstroom. Kenmerken waarvoor de balken boven de nul zitten zijn positief gerelateerd aan afstroom en kenmerken waarvoor de balken onder de nul zitten zijn negatief gerelateerd aan afstroom. We zien dat hogere zorgvuldigheid gerelateerd is aan een lagere kans op afstroom van vwo-adviezen. De relatie met de andere Big Five zijn klein (en niet statistisch significant). Om een idee te geven van de sterkte van de relatie met zorgvuldigheid: de resultaten geven aan dat als we een leerling met gemiddelde zorgvuldigheid vergelijken met de leerling in de klas met de hoogste zorgvuldigheid, de eerste ongeveer 7 procentpunt meer kans heeft op afstroom . Bij een gemiddelde afstroom van 14% is dit een substantieel verschil.
Noot: de figuur geeft de gestandaardiseerde relatie tussen de Big Five en afstroom van vwo-adviezen, gecorrigeerd voor de score op de Eindtoets. Positieve effecten geven aan dat leerlingen met hogere waardes voor die persoonlijkheidskenmerken vaker afstromen. Negatieve effecten geven aan dat hogere waardes gerelateerd zijn aan een lagere kans op afstroom.
Afstroom van havo-advies
We bekijken dezelfde relaties voor afstroom van havo-adviezen. Figuur 2 geeft de relatie met de Big Five. De sterkste relatie is hier met extraversie: extraverte leerlingen hebben een duidelijk sterkere kans op afstroom van een havo-advies. Een mogelijke verklaring voor deze relatie kan zijn dat de meer ‘sociaal ingestelde’ extraverte leerlingen meer moeite hebben om zich op schoolwerk te concentreren in de onderbouw van het VO. Om precies te kunnen zeggen wat hier het mechanisme is, is meer onderzoek nodig.
De andere Big Five zijn gerelateerd aan een lagere kans op afstroom. Hoewel deze absoluut gezien kleiner zijn dan voor extraversie, zijn de cijfers voor deze overige vier eigenschappen niet te verwaarlozen (en statistisch significant). Zo is de grootte van het (negatieve) verband tussen meegaandheid en havo-afstroom vergelijkbaar met dat tussen zorgvuldigheid en vwo-afstroom uit Figuur 1.
Noot: de figuur geeft de gestandaardiseerde relatie tussen de Big Five en afstroom van havo-adviezen, gecorrigeerd voor de score op de Eindtoets. Positieve effecten geven aan dat leerlingen met hogere waardes voor die persoonlijkheidskenmerken vaker afstromen. Negatieve effecten geven aan dat hogere waardes gerelateerd zijn aan een lagere kans op afstroom.
Opstroom naar vwo
Naast de voorspellende waarde met betrekking tot afstroom analyseren we deze ook met betrekking tot opstroom. Dit bekijken we allereerst voor vwo-opstroom. Dit betreft leerlingen met een havo-advies die in vo3 op het vwo zitten. Figuur 3 presenteert hoe deze opstroom relateert aan de Big Five. We vinden sterke relaties met zorgvuldigheid, meegaandheid (beiden positief) en extraversie (negatief). Al deze effecten zijn sterk, en vergelijkbaar met de relatie tussen zorgvuldigheid en vwo-afstroom (zie Figuur 1). De sterke negatieve relatie tussen meegaandheid en afstroom kan te maken hebben met het feit dat meegaande leerlingen zich over het algemeen makkelijker aanpassen aan nieuwe situaties, en daarbij dus ook de overgang van po naar vo goed lijken te verteren. In toekomstig onderzoek op basis van de OML proberen we dit soort mogelijke verklaringen van de onderliggende mechanismes verder te onderzoeken.
Noot: de figuur geeft de gestandaardiseerde relatie tussen de Big Five en opstroom van havo-adviezen, gecorrigeerd voor de score op de Eindtoets. Positieve effecten geven aan dat leerlingen met hogere waardes voor die persoonlijkheidskenmerken vaker afstromen. Negatieve effecten geven aan dat hogere waardes gerelateerd zijn aan een lagere kans op afstroom.
Opstroom naar havo
Tot slot analyseren we de relatie tussen Big Five en opstroom naar de havo. Hier betreft het leerlingen die aan het einde van groep 8 een vmbo-gt advies hebben ontvangen, maar in vo3 op het havo zitten. De resultaten zijn te zien in Figuur 4. Openheid, meegaandheid (positief) en extraversie (negatief) blijken de beste voorspellers voor dit type afstroom. Vergeleken met opstroom naar vwo zijn de relaties iets minder sterk. Net als bij het merendeel van de eerdere analyses blijkt de relatie met emotionele stabiliteit relatief het kleinst.
Noot: de figuur geeft de gestandaardiseerde relatie tussen de Big Five en opstroom van vmbo-gt adviezen, gecorrigeerd voor de score op de Eindtoets. Positieve effecten geven aan dat leerlingen met hogere waardes voor die persoonlijkheidskenmerken vaker afstromen. Negatieve effecten geven aan dat hogere waardes gerelateerd zijn aan een lagere kans op afstroom.
Conclusie
Uit de analyses blijkt dat persoonlijkheidskenmerken van leerlingen sterke voorspellers zijn van verschillende types van afstroom. De geschatte relaties zijn vooral sterk voor zorgvuldigheid, extraversie en meegaandheid. Deze vaardigheden zijn sterker voorspellend voor afstroom vanaf havo-adviezen dan van afstroom vanaf vwo-adviezen. Daarnaast blijken deze indicatoren niet alleen een sterke voorspeller van afstroom, maar ook van opstroom. In grote lijnen zijn het dezelfde indicatoren die belangrijk zijn voor opstroom als voor afstroom.
Hoe verhouden deze geschatte relaties zich nu met die van eerder geanalyseerde indicatoren zoals geslacht, opleidingsniveau van de ouders en cognitieve prestaties? Als we alle indicatoren samennemen, dan verklaren ze een groter deel van de verschillen in afstroom dan geslacht en de opleiding van de ouders, voor elk type van afstroom of opstroom. Als we deze ‘non-cognitieve’ indicatoren vergelijken met een ‘cognitieve’ indicator (de score op de Eindtoets) dan verschilt het resultaat afhankelijk van het type uitkomst. De toetsscore is een veel betere voorspeller van afstroom vanaf vwo-adviezen, maar de persoonlijkheidskenmerken voorspellen samen afstroom van havo-adviezen beter dan de toets. Bij opstroom is de toetsscore ook een betere voorspeller, al is het verschil kleiner dan bij vwo-afstroom. In vergelijking met indicatoren die vaak veel meer aandacht krijgen in de discussie rond afstroom zijn deze indicatoren dus zeer belangrijke voorspellers.
Referenties
Goldberg, Lewis R. (1993). "The Structure of Phenotypic Personality Traits." American Psychologist, 48(1): 26-34.