De M(atch)-factor in begeleidingsgesprekken

Paul Hennissen, lector bij Lectoraat Opleiden in de School, de Nieuwste Pabo | 05 February 2016


Studenten van de Nieuwste Pabo in Sittard worden opgeleid door een voortdurende interactie tussen wat op de Pabo en wat op de opleidingsschool in het basisonderwijs plaatsvindt. Dit concept wordt aangeduid met Opleiden in de School. Binnen Opleiden in de School staat het begeleiden van leerprocessen van aanstaande leraren door mentoren[1] de laatste jaren sterk in de belangstelling. Een belangrijk aspect van effectieve begeleiding is de mate waarbij in een specifieke leerwerksituatie sprake is van een match tussen de aanpak van de mentor en kenmerken en behoeften van de nieuwe leraar.

Het vinden van die afstemming lukt echter niet altijd; de 'M(atch)-factor' lijkt dan te ontbreken. Uit onderzoek van Graus (2012) onder vierdejaars Pabo-studenten (N=92) bleek onder andere dat tweederde van hen wel eens fricties had ervaren in de samenwerking met hun mentoren. In ruim 80% van de gevallen ging het om fricties op het communicatieve en interpersoonlijke vlak. Volgens studenten hadden die een negatief effect op de kwaliteit van het leren en op hun gevoel van eigenwaarde. Een relevante vraag is hoe een optimale match tussen mentor en nieuwe leraar gerealiseerd kan worden (en wat de inhoud en opzet van een training voor mentoren dient te zijn)?

In de literatuur worden verschillende oorzaken genoemd die effectieve communicatie tussen mentoren en aanstaande leraren kunnen belemmeren. Bijvoorbeeld dat mentoren vaak niet gewend zijn hun praktijkkennis en ervaring met anderen te delen en te bespreken. Aanstaande leraren vinden het soms moeilijk om hulpvragen te stellen, bang de indruk te wekken niet competent te zijn en/of een positieve beoordeling in gevaar brengen. De begeleidingsrelatie en de leeropbrengsten komen hierdoor onder druk te staan.

Kant-en-klare recepten voor het begeleiden van aanstaande leraren op de werkplek zijn niet voorhanden, mede vanwege de enorme diversiteit in situaties op de werkplek en de verschillende behoeften bij aanstaande leraren. Om een productieve begeleidingsrelatie op te bouwen en een juiste match te maken, is essentieel dat de mentor over een flexibel repertoire aan begeleidingsvaardigheden beschikt en dat hij regelmatig reflecteert op de uitvoering van zijn mentorrollen in begeleidingsgesprekken.

Het Mentor Rollen In Dialogen (MERID)-model brengt het rolgedrag van mentoren in kaart. Daarbij worden 4 basisrollen van mentoren in begeleidingsgesprekken onderscheiden. De verticale as visualiseert de mate waarin een mentor de gespreksthema's inbrengt. Deze as is een continuüm met twee polen: actief en reactief. Een positie op het bovenste deel van de as betekent dat de mentor de meeste thema’s inbrengt (actief), terwijl een positie op het onderste deel van de as laat zien dat de aanstaande leraar dit doet en de mentor daarop inspeelt (reactief). De horizontale as geeft aan in welke mate een mentor het gesprek stuurt door directieve begeleidingsvaardigheden, zoals oordelen, mening geven (rechterkant) en adviseren óf meer non-directieve vaardigheden: luisteren, samenvatten en doorvragen (linkerkant). Door de combinatie van inbreng en sturing ontstaan 4 basisrollen van mentoren in begeleidingsgesprekken: 'Imperator', 'Advisor', 'Encourager' en 'Initiator'.

[1]De mentor is diegene die zowel leerkracht is van een groep als begeleider van een student. Ook aangeduid met werkplekbegeleider of schoolpraktikumdocent.

Figuur 1: ID-model

Uit onderzoek (Crasborn & Hennissen, 2010) blijkt dat niet-getrainde mentoren hun gedrag nauwelijks aanpassen en vooral een beoordelende en adviserende rol gebruiken en handhaven ( figuur 1). Om mentoren te helpen flexibeler te worden, is het van belang om ook een coachende rol te kunnen gebruiken (figuur 1).

De Nieuwste Pabo heeft met het werkveld afgesproken om alle mentoren te trainen in begeleidingsvaardigheden. In de training wordt gefocust op de ‘Encourager’-rol en worden vooral non-directieve vaardigheden geoefend, gekoppeld aan de fasen van het ALACT-model: handeling (1), terugblikken (2), kern benoemen (3), alternatieven bedenken (4), uitproberen (5). De Nieuwste Pabo trainde de laatste jaren telkens 180 mentoren, in groepen van gemiddeld 18. Elke training bestaat uit 7 dagdelen. Een grote investering in tijd, die door de deelnemers hoog wordt gewaardeerd.

Uit 'learner reports' van honderden mentoren, die de specifieke training volgden (Crasborn & Hennissen, 2010), komt naar voren dat zij zowel in hun handelen als denken anders te werk gaan. Reflectievaardigheden op basis van het MERID-model leveren een bijdrage aan de bewustwording, explicitering en verbreding van (impliciete) cognities en perspectieven op (eigen) begeleidersrol(len). Mentoren rapporteren dat het model herkenbaar en gemakkelijk te doorgronden is. Ze melden daarnaast dat een rolprofiel zoals figuur 2 op basis van het model hun rol in een begeleidingsgesprek in één oogopslag duidelijk maakt en helpt om (beter) inzicht te krijgen in het eigen, vaak onbewuste, rolpatroon (Crasborn et al., 2014).

Figuur 2: Rolprofiel begeleidingsgesprek

Verder geven mentoren aan dat het model laat zien dat effectief begeleiden betekent: het kunnen werken vanuit diverse begeleidersrollen en -strategieën. De M-factor motiveert velen om zich verder te professionaliseren als begeleider. Tot slot rapporteren mentoren dat het MERID-model ook een relevant referentiekader voor reflectie is in andere educatieve contexten, bijvoorbeeld bij het lesgeven aan en begeleiden van leerlingen, bij het voeren van oudergesprekken en in de omgang met collega's.

Referenties en publicaties

  • -Crasborn, F., Hennissen, P. (2010). The skilled mentor: Mentor teachers’ use and acquisition of supervisory skills. Doctoral dissertation. Eindhoven School of Education (ESoE): University of Technology Eindhoven.
  • -Crasborn, F., Hennissen, P., Brouwer, N., & Korthagen, F., & Bergen, T. (2014). De ‘M-factor’ in begeleidingsgesprekken monitoren. Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 35 (1), 85-98. (Dit artikel heeft de 1ste prijs gekregen voor het beste artikel in het tijdschrift in 2014.)
  • -Graus, M. (2013). Sub Rosa: een onderzoek naar het effect van het afstemmen van persoonlijkheidskenmerken tussen mentor en student op de tevredenheid van de student over de kwaliteit van de praktijkbegeleiding. Masterthesis. Maastricht: MEBIT, Maastricht University.
Talentontwikkeling
delen:  
Loading Conversation