Hoe ervaren leerlingen in het voortgezet onderwijs de band met hun docenten?

Lin Rouvroye en Trudie Schils | 31 March 2017


Waarom de band met de docent?

Schoolwelbevinden wordt niet alleen bepaald door individuele schoolse prestaties of de mate waarin een leerling aansluiting vindt bij leeftijdsgenoten, de sociale band met de docenten speelt ook een belangrijke rol1. Leerlingen die zich door hun docent(en) ‘gezien’ voelen zijn doorgaans meer op hun gemak op school. Daarnaast hechten docenten er waarde aan om een zo goed mogelijk contact met hun leerlingen te onderhouden. Om die reden hebben wij ons verdiept in de vraag: Hoe ervaren leerlingen in het voortgezet onderwijs in Limburg de sociale band met hun docent? We kijken in hoeverre het geslacht, de sociaaleconomische achtergrond en het opleidingsniveau van leerlingen en de regio waarin leerlingen naar school gaan de band met de docent beïnvloeden.

Een sociale band: hoe meet je die?

Iedere leerling heeft een eigen mening over zijn of haar docenten. Deze is sterk afhankelijk van persoonlijke ervaringen en dus subjectief. Nu kun je je afvragen of, door al die meningen op een hoop te gooien, je eigenlijk wel iets objectiefs kunt zeggen over hoe middelbare schollieren hun docent ervaren? Het antwoord is gelukkig ‘ja’, dit kan door naar de overeenkomsten in de structuur van de antwoorden te kijken2.

Twee verschillende aspecten van steun

Om de mening van leerlingen te peilen legden we hen een aantal vragen over hun docenten voor. Vervolgens hebben we gekeken of de antwoorden van alle leerlingen onderling samenhang vertonen (dit heet factoranalyse). Het blijkt dat, toen wij leerlingen vroegen naar hun ervaringen met hun docenten, zij in wezen hun waardeoordeel gaven over twee verschillende aspecten:

Ervaren emotionele steun is het subjectieve oordeel van de leerling over de mate waarin de docent oog heeft voor de emotionele gesteldheid van de leerling en de leerling bij de docent terecht kan met emotionele problemen.

Wij letten op twee verschillende aspecten: ervaren emotionele en educatieve steun

Ervaren educatieve steun is het subjectieve oordeel van de leerling over de mate waarin de docent de leerling steun biedt/er voor de leerling is tijdens het individuele leerproces. Het gaat niet over de daadwerkelijke didactische kwaliteiten van de docent.

Op basis van de individuele antwoorden op de beschikbare vragen schatten wij voor elke leerling hun individuele scores voor elk van de twee typen steun. Deze twee typen worden gemeten op een schaal waarin de nul-waarde staat voor de gemiddelde mate van dat type steun die alle leerlingen samen ervaren met standaardafwijking 1. Positieve waardes op deze schaal staan dus voor een bovengemiddelde ervaring van steun en negatieve waardes voor beneden gemiddelde ervaring van steun.


Verschilt de ervaring van meisjes van die van jongens?

In de derde klas van de middelbare school zijn leerlingen op sociaal-emotioneel vlak volop in ontwikkeling. Deze ontwikkeling loopt bij jongens en meisjes niet parallel. Het zou dus zo kunnen zijn dat meisjes hun band met hun docenten anders ervaren dan jongens (zie Figuur 1).


Het blijkt dat meisjes significant  minder emotionele steun van hun docent ervaren dan jongens. Daar waar jongens een bovengemiddelde mate van emotionele steun van hun docent ervaren, ervaren meisjes juist een licht gebrek aan emotionele steun. Mogelijk stellen meisjes in deze leeftijdscategorie in het algemeen hogere eisen aan hun sociale interacties. Dit zou het verschil in ervaren emotionele steun kunnen verklaren. Voor educatieve steun is het sekseverschil niet statistisch significant. De afwijkingen van het gemiddelde zijn overigens klein. De vraag in hoeverre dit verschil een wijdere impact heeft behoeft vervolgonderzoek.

Meisjes ervaren significant minder emotionele steun van hun docent dan jongens.

 

Speelt sociaaleconomische achtergrond wellicht ook een rol?

De kwaliteit van de sociale band met een docent hangt deels af van de mate waarin leerlingen zich met hun docenten kunnen identificeren3. Indien leerlingen eenvoudig parallellen kunnen zien tussen de sociale context op school en de sociale context thuis, is de kans groter dat zij zich met hun medeleerlingen en docenten school op hun gemak voelen. In dit licht zou de sociaal economische status van een leerling invloed kunnen hebben op de relatie tussen de leerling en docenten.

Sociaal economische status is een begrip dat op verschillende manieren kan worden gemeten. In deze analyse gebruiken wij het opleidingsniveau van de ouders van een leerling als indicator van de sociaaleconomische achtergrond.

 

Figuur 2 toont de ervaren steun uitgesplitst naar het opleidingsniveau van de ouders. Wanneer we controleren voor geslacht blijkt dat leerlingen wier ouders dan wel een havo/vwo/mbo opleiding dan wel een hbo-opleiding hebben afgemaakt significant meer emotionele steun ervaren dan leerlingen wier ouders maximaal een vmbo/mavo opleiding hebben gedaan. Daarnaast lijkt het op basis van de figuur alsof leerlingen wier ouders een wo-opleiding deden minder emotionele steun ervaren dan leerlingen wier ouders een hbo-opleiding deden, maar dit verschil is enkel significant bij een ruimere foutmarge en dus minder betrouwbaar.

Als het gaat om ervaren educatieve steun (Figuur 2b) blijkt het verschil tussen een wo- en een hbo-opleiding wel duidelijk significant. Leerlingen wier ouders een wo-opleiding deden ervaren significant minder educatieve steun van hun docent dan leerlingen wier ouders een hbo-opleiding hebben afgemaakt.

 

Leerlingen met wo-geschoolde ouders ervaren significant minder educatieve steun dan leerlingen met hbo-geschoolde ouders

Hoe beïnvloeden geslacht en sociaaleconomische achtergrond samen de band met de docent?

Om een genuanceerder beeld te krijgen van de gezamenlijke invloed van geslacht en sociaaleconomische achtergrond op de door de leerling ervaren steun van de docent zijn deze factoren samen in een diagram gevat. Wij vroegen ons af in hoeverre de invloed van het geslacht van de leerling op de band met de docent wordt versterkt of verzwakt door de sociaaleconomische achtergrond van een leerling.

Voor leerlingen van hoog opgeleide ouders (hbo en wo) is het verschil in ervaren emotionele steun tussen jongens en meisjes groter dan voor leerlingen van laag opgeleide ouders. Dit geslachtsverschil is significant groter voor leerlingen wier ouders een hbo-opleiding hebben afgemaakt in vergelijk met leerlingen met een andere sociaaleconomische achtergrond.

In Figuur 3b zien we verschillen in ervaren educatieve steun tussen jongens en meisjes van een verschillende sociaal economische achtergrond. Er valt in deze wisselwerking echter geen duidelijk patroon te herkennen.

Ervaart een vmbo-leerling de band met de docent anders dan een vwo-leerling?

De ene docent is de andere niet en voor een vmbo-klas hanteren docenten waarschijnlijk een andere aanpak dan voor een vwo-klas. Het zou dus zo kunnen zijn dat leerlingen op verschillende onderwijsniveaus de band met hun docent ook anders waarderen. Om hier achter te komen hebben wij naast het geslacht en de sociaaleconomische achtergrond ook gekeken naar het opleidingsniveau van de leerling en de mate waarin de subjectieve ervaring van de band met de docent per opleidingsniveau verschilt. Wij kozen er hierbij voor om de niveaus binnen het vmbo onder één noemer samen te brengen.

Één ding valt in Figuur 4 gelijk op: leerlingen in de 3e klas van het vwo ervaren significant meer steun dan leerlingen op de havo of het vmbo. Dit geldt zowel voor emotionele als voor educatieve steun. Vooral vmbo’ers ervaren ten opzichte van het gemiddelde een gebrek aan emotionele en educatieve steun, terwijl vwo’ers zich duidelijk emotioneel en educatief gesterkt voelen door hun docent.

In Figuur 5 is het verschil in ervaren steun tussen onderwijsniveaus uitgesplitst naar het geslacht van de leerling.

Vwo-leerlingen ervaren significant meer steun dan leerlingen op de havo of het vmbo.

Uit gecontroleerde analyse blijkt dat het geslacht van een leerling het verschil in ervaren emotionele steun tussen onderwijsniveaus beïnvloedt. In andere woorden, het verschil in ervaren emotionele steun tussen vwo’ers en vmbo’ers is groter voor jongens dan voor meisjes. Het geslacht van de leerling weegt niet significant mee bij het verschil tussen onderwijsniveaus als het gaat om ervaren educatieve steun. Dit komt overeen met onze eerdere constatering dat jongens en meisjes wat betreft ervaren educatieve steun niet significant van elkaar verschillen.

 

Hoe verhouden de invloed van opleidingsniveau en sociaaleconomische achtergrond zich tot elkaar?

Figuur 6 splitst de verschillen in ervaren steun door de docent tussen leerlingen van verschillende opleidingsniveaus verder uit naar sociaaleconomische achtergrond van de leerling. Gelet op de figuur lijkt het alsof economische achtergrond van invloed is op de mate waarin de ervaren steun door leerlingen uit verschillende opleidingsniveaus van elkaar verschilt.

Gecontroleerde statistische analyse wijst echter uit dat die invloed er in werkelijkheid niet is. Althans niet wanneer het vmbo als één geheel wordt gezien. De vraag of er tussen de verschillende stromen binnen het vmbo onderwijs wel verschillen op basis van sociaaleconomische achtergrond te vinden zijn nemen wij mee als inspiratie voor nieuw onderzoek.

Bestaan er regionale verschillen in de manier waarop leerlingen de band met hun docenten ervaren?

Limburg bestaat uit verschillende regio’s met ieder een eigen sociaal-cultureel karakter. In onze analyse hebben wij daarom ook gekeken naar of er mogelijk regionale verschillen bestaan in manier waarop leerlingen de relatie met hun docenten ervaren. Het blijkt dat leerlingen, afhankelijk van de regio waarin ze naar school gaan, de steun van hun docenten anders ervaren.

In Figuur 7a springt de Westelijke Mijnstreek er het meeste uit. Zelfs wanneer we controleren voor geslacht, opleidingsniveau en sociaaleconomische achtergrond scoort deze regio significant beter op ervaren emotionele steun dan de regio’s Noord- en Midden-Limburg, waar de mate van ervaren emotionele steun beneden het gemiddelde ligt. Het verschil tussen de Westelijke Mijnstreek en de regio’s Maastricht-Heuvelland en Parkstad Limburg is enkel significant bij een ruimere foutmarge.


In Figuur 7b trekt Maastricht-Heuvelland de aandacht. In deze regio ervaren leerlingen significant minder educatieve steun dan leerlingen in alle andere regio’s in Limburg. Dit is extra opvallend gezien het feit dat deze regio wat betreft emotionele steun (boven)gemiddeld scoort. De Westelijke mijnstreek doet het ook hier goed. Leerlingen die in deze regio naar school gaan ervaren significant meer educatieve steun dan leerlingen in Noord- en Midden-Limburg.

· Leerlingen in de Westelijke Mijnstreek ervaren een bovengemiddelde mate van steun t.o.v. van andere regio’s in Limburg.


Wat weten we nu?

Uit onze analyse is gebleken dat het waardeoordeel van leerlingen over de sociale band met hun docenten in twee delen uiteenvalt, namelijk in emotionele en educatieve steun. Binnen deze twee typen blijkt het geslacht, de sociaaleconomische achtergrond en het gevolgde opleidingsniveau van de leerling (samen) van invloed op de mate van ervaren steun. Daarnaast bestaan er ook regionale verschillen in de manier waarop leerlingen de band met hun docenten ervaren.

Naast de sociale band met de docenten, wordt de mate waarin een leerling zich op school prettig voelt natuurlijk ook bepaald door het contact met leeftijdsgenoten. De manier waarop vo-leerlingen de band met hun medeleerlingen ervaren komt daarom in een aparte analyse aan bod.

Noten

1Recent wetenschappelijk werk, zoals Hattie (2009) heeft aangetoond dat op individuele kenmerken na, de rol van de docent de grootste invloed heeft op de leerervaring en prestaties van studenten. Meer informatie over dit onderzoeksveld vindt u in de literatuurverwijzingen onder dit artikel.

2In 2014 en 2016 vroegen wij Limburgse leerlingen in het derde jaar van het voortgezet onderwijs naar hun mening over de relatie met hun docent(en). Dit ging aan de hand van stellingen en gesloten vragen over hun docenten in het algemeen. Er werd niet naar de mening over één specifieke docent gevraagd. De antwoorden van bijna 12.000 leerlingen vormen de basis voor het hier gepresenteerde onderzoek.

3In Amerikaans veldonderzoek door Gehlbach et. al (2016) werden 14-15 jarige scholieren (9th grade) en hun docenten expliciet bewust gemaakt van dingen die zij met elkaar gemeen hadden. Dit bewustwordingsproces leidde ertoe dat docenten de sociale band met en zelfs het schoolwerk van die leerlingen met wie zij iets gemeen bleken te hebben hoger gingen waarderen.

 

Literatuur

  • Gehlbach, H., Brinkworth, M. E., King, A. M., Hsu, L. M., McIntyre, J., & Rogers, T. (2016). Creating birds of similar feathers: Leveraging similarity to improve teacher–student relationships and academic achievement. Journal of Educational Psychology, 108(3), 342.
  • Hattie, J. (2009). Visible learning : A synthesis of over 800 meta-analyses relating to achievement. London: Routledge.
  • Roorda, D., Koomen, H., Spilt, J., & Oort, F. (2011). The Influence of Affective Teacher-Student Relationships on Students' School Engagement and Achievement: A Meta-Analytic Approach. Review of Educational Research, 81(4), 493-529.
  • Wubbels, T., Brekelmans, J.M.G., Mainhard, M.T., Den Brok, P. & Van Tartwijk, J.W.F. (2016). Teacher–student relationships and student achievement. In Wentze,l K. R. & Ramani, G.B. (Eds.), Handbook of social influences in school contexts - Social-emotional, motivation, and cognitive outcomes (pp. 127-142). New York: Routledge.
delen:  
Loading Conversation