Trynke Keuning, Marieke van Geel, Jimmy Frèrejean (Universiteit Twente) | 06 November 2017
De Universiteit Maastricht werkt samen met de Universiteit Twente aan het MATCH-project: een onderzoek naar differentiatie bij rekenen op de basisschool. Centraal in dit project staat de vraag: over welke vaardigheden moet een leerkracht beschikken om goed om te kunnen gaan met verschillen tussen leerlingen? Doel is om een professionaliseringstraject met betrekking tot differentiëren in basisscholen te ontwikkelen en uit te voeren. Voor het ontwikkelen van deze training is een grondige analyse gedaan naar de kennis en vaardigheden die leerkrachten nodig hebben om te kunnen differentiëren. In het project willen we ook de effecten van de training op de leerkracht en op leerlingprestaties onderzoeken.
De implementatie van opbrengstgericht en handelingsgericht werken heeft ertoe geleid dat: 1) op vrijwel alle basisscholen het leerlingvolgsysteem beter benut wordt, 2) leerkrachten de prestaties van leerlingen beter analyseren, en 3) leerkrachten de onderwijsbehoeften van leerlingen nauwkeuriger in kaart brengen. Hierdoor hebben leerkrachten beter zicht op verschillen in de kennis- en vaardigheidsniveaus van leerlingen. Leerkrachten worden geacht meer en meer gedifferentieerd les te geven, dat wil zeggen: hun onderwijs af te stemmen op deze verschillen tussen leerlingen. Dit omgaan met verschillen vereist echter een scala aan kennis en vaardigheden van leerkrachten. Zo moet een leerkracht signaleren wat er in de klas gebeurt; monitoren hoe de ontwikkeling van leerlingen verloopt; de juiste vragen stellen om te bepalen wat leerlingen wel en niet begrijpen; en kennis hebben over strategieën om kinderen te kunnen helpen het toch te begrijpen. Goed differentiëren heeft niet alleen betrekking op het omgaan met zwakkere rekenaars, maar impliceert ook het hebben van kennis om de lesstof voor plusleerlingen te kunnen verrijken. Alles bij elkaar is differentiëren een zeer complexe vaardigheid. Onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs (2015, 2017) toont aan dat leerkrachten onvoldoende in staat zijn om te differentiëren en bovendien dat zij vinden dat zij hierop tijdens hun opleiding te weinig worden voorbereid. Professionalisering gericht op het verbeteren van differentiatievaardigheden bij (startende) basisschoolleerkrachten lijkt dus wenselijk.
Cognitieve taakanalyse
De Universiteit Maastricht en Universiteit Twente besloten een training te ontwikkelen om (startende) leerkrachten te ondersteunen bij het verwerven van deze complexe vaardigheid. Voor het ontwerp van deze training is een grondige taakanalyse uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in wat differentiëren precies inhoudt, in welke situaties differentiëren noodzakelijk is en welke factoren differentiëren bemoeilijken of juist vergemakkelijken. Nog nooit eerder is zo’n grondige taakanalyse naar differentiëren uitgevoerd. In bestaand onderzoek naar differentiatie en tijdens nascholing wordt de nadruk vaak gelegd op het vormgeven van groepen leerlingen of het toepassen van coöperatieve werkvormen. Differentiatie is echter meer dan het groeperen van leerlingen of het gebruik van verschillende werkvormen. Deze studie is er daarom op gericht inzicht te verkrijgen in hoe leerkrachten in de praktijk omgaan met verschillen tussen leerlingen, en hoe ze hierbij ondersteund kunnen worden.
Link naar het Matchproject
Uit de observaties en interviews met expertleerkrachten op het gebied van differentiatie bleek dat er bij differentiëren vier chronologische fasen onderscheiden kunnen worden die niet los van elkaar gezien kunnen worden. Een leerkracht bereidt de les voor (fase 2) op basis van de evaluatie van de voorgaande les (fase 4) en op basis van zijn periodevoorbereiding (fase 1). Op basis van deze lesvoorbereiding kan de leerkracht tijdens de uitvoering van de les (fase 3) adequaat omgaan met de verschillen tussen leerlingen. Binnen deze fasen vereist differentiëren verschillende onderliggende vaardigheden. Uit de expertmeetings blijkt vooral dat differentiëren niet gelijkstaat aan het toepassen van strategieën of groeperingsvormen, maar dat de kern schuilt in het maken van doordachte keuzes bij het selecteren van instructieaanpak en verwerkingsopdrachten die zijn afgestemd op de onderwijsbehoefte van de leerlingen. Daaruit blijkt ook de samenhang tussen de verschillende fases: gedegen voorbereiding van de periode en de individuele lessen is onontbeerlijk bij het succesvol differentiëren tijdens de les. De leerkracht moet hiervoor kennis hebben over de (ontwikkeling van de) leerlingen, alsmede voldoende vakinhoudelijke kennis. In het onderzoek zijn vijf overkoepelende factoren geïdentificeerd die invloed hebben op de complexiteit van differentiëren: de lesinhoud; de samenstelling van de groep; de ondersteuning aangeboden door de school; de ondersteuning aangeboden door de methode; en de informatierijkheid, beschikbaarheid en het gebruiksgemak van leerlingprestatiegegevens.
Training
De identificatie van de benodigde vaardigheden, kennis en complexiteitsfactoren, vormt de basis voor de te ontwikkelen training voor leerkrachten. Deze training zal worden ontworpen op basis van het 4C/ID model, dat staat voor ‘four components instructional design model’, ontwikkeld door Jeroen van Merriënboer. Dit model, dat zijn succes al in veel andersoortige trainingen heeft bewezen, stelt dat een complexe vaardigheid (zoals differentiëren) het beste kan worden aangeleerd door een hele taak benadering, waarbij leerkrachten differentiëren oefenen in authentieke situaties die aansluiten bij de lespraktijk. De taken in de training zijn oplopend in moeilijkheid en de ondersteuning van buitenaf wordt langzaam afgebouwd (scaffolding).
Het onderzoek in het MATCH-project richt zich niet alleen op differentiatie op meer traditionele scholen, maar kijkt ook naar basisscholen die intensief gebruik maken van ICT (zoals scholen die gebruik maken van tablets). Hoewel de benodigde vaardigheden mogelijk sterk overeenkomen in zowel traditionele als meer innovatieve scholen, wordt verwacht dat differentiëren in deze twee contexten ook van elkaar verschilt. Om zo goed mogelijk bij de context van de leerkracht aan te sluiten, zal de uiteindelijke training daarom uit twee varianten bestaan. In het schooljaar 2017/2018 zal een pilot van deze training worden uitgevoerd met een klein aantal leerkrachten en schoolteams op meer traditionele scholen. Na deze pilotstudie zal in het schooljaar 2018/2019 een evaluatiestudie plaatsvinden waarbij de training geïmplementeerd wordt in een groter aantal basisscholen, waaronder ook scholen die intensief gebruikmaken van ICT.
Het MATCH-project is een samenwerking van Universiteit Twente en de School of Health Professions Education (SHE) van de Universiteit Maastricht. Het onderzoeksteam bestaat uit dr. Marieke van Geel, dr. Trynke Keuning, Jimmy Frerejean MSc, prof. dr. Adrie Visscher, prof. dr. Jeroen van Merriënboer en prof. dr. Diana Dolmans. Meer informatie is te vinden op www.matchproject.nl.
Referenties Inspectie van het Onderwijs (2015). Beginnende leraren kijken terug. Onderzoek onder afgestudeerden. Deel 1: de Pabo. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.Inspectie van het Onderwijs (2017). De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 2015/2016.