Limburgse middelbare scholieren in tijden van Corona - deel 2

Trudie Schils, Lex Borghans, Raoul Haenbeukers en Suzanne Zuidema (Universiteit Maastricht) | 18 August 2020


Deel 2 – Sociale contacten

 

Vooraf

Door de fysieke sluiting van de scholen in het voorjaar van 2020 zijn er zorgen ontstaan over het welbevinden van leerlingen in het voortgezet onderwijs (VO). Samen met de Limburgse VO-scholen willen we hier, met behulp van de OnderwijsMonitor Limburg  (OML) zicht op krijgen: is het welbevinden van leerlingen nu anders dan normaal, zijn er grote verschillen tussen groepen leerlingen en zo ja, voor welke groepen geldt dit dan? De resultaten van dit onderzoek worden gepresenteerd in een reeks factsheets. Deze zijn te vinden op educatieveagendalimburg.nl.

In dit tweede deel presenteren we de resultaten binnen het thema sociale contacten van leerlingen in het derde leerjaar van het VO. In hoeverre hebben leerlingen een daling ervaren in hun sociale (zowel fysieke als digitale) contacten? Zien we verschillen hierin tussen groepen leerlingen? Waren de leerlingen bang om hun vrienden te verliezen door de schoolsluiting?

We geven eerst een beschrijving van de opvallendste resultaten en verschillen tussen groepen. In de modellen die we daarvoor gebruiken houden we steeds rekening met studie, geslacht en opleiding ouders1. In de bijlages achteraan deze factsheet staan de regressieresultaten en bijbehorende steekproefomvang. De factsheet is hier als pdf te downloaden.

 

Resultaten “Sociale contacten” in het kort
  • Leerlingen laten een significante daling zien van het aantal fysieke contacten tijdens de schoolsluiting Het aantal digitale contacten blijft nagenoeg gelijk tijdens de schoolsluiting.
  • Meisjes ervaren een grotere daling in het aantal fysieke contacten. Ze geven ook vaker aan dat ze niet in staat waren hun vrienden te zien tijdens de schoolsluiting. 
  • Leerlingen met laagopgeleide ouders hebben, zowel voor als tijdens de schoolsluiting de minste digitale contacten in absolute zin. Voor fysieke contacten is er geen verschil naar opleiding ouders. Er is geen verschil naar opleiding ouders in de stijging van het aantal digitale contacten tijdens de schoolsluiting.
  • Vwo-ers en havisten ervaren een grotere daling in het aantal fysieke contacten door de schoolsluiting dan vmbo-ers. Ondanks dat ze tijdens de schoolsluiting meer digitale contacten hebben dan vmbo-ers, is hun daling in het totaal aantal contacten door de sluiting groter.

 

Algemeen beeld

Aan de leerlingen is gevraagd aan te geven met hoeveel vrienden / familieleden ze gemiddeld wekelijks contact hebben, zowel fysiek als digitaal, voor en tijdens de sluiting van de scholen.

Figuur 1 geeft de antwoorden voor het fysiek contact. Zoals verwacht is het aantal fysieke contacten tijdens de sluiting van de scholen gedaald. Deze daling gaat van gemiddeld 12,4 personen met wie de leerling wekelijks fysiek contact had voor de sluiting naar gemiddeld 6,1 personen tijdens de sluiting van de scholen2.

Figuur 1. Gemiddeld aantal vrienden/familie met wie wekelijks fysiek contact

 

Figuur 2 laat de verdeling zien van de gemiddelde verandering die leerlingen aangeven te ervaren in het aantal fysieke contacten tijdens de schoolsluiting. Ruim 30 procent van de leerlingen geeft aan dat het gemiddeld aantal fysieke contacten per week nagenoeg gelijk is gebleven (antwoord viel in dezelfde categorie). Daarnaast zien we dat het merendeel van de leerlingen een daling ervaart van 1 tot ongeveer 10 fysieke contacten per week.

Figuur 2. Verschil in gemiddeld aantal fysieke contacten per week door schoolsluiting

 

Figuur 3 geeft de antwoorden voor het digitaal contact. Daarbij hadden we aangegeven dat het hiermee om één op één chat-gesprekken of in kleine whatsappgroepen van familie of beste vrienden ging. Reageren op posts op facebook, Instagram of in grote whatsappgroepen werden niet bedoeld. De personen waarmee leerlingen digitaal contact hebben, kunnen overigens dezelfde personen zijn waarmee ze ook fysiek contact hebben.

Figuur 3. Gemiddeld aantal vrienden/familie met wie wekelijks digitaal contact

 

Het digitale contact is vrijwel stabiel is gebleven tijdens de sluiting van de scholen. Figuur 4 laat zien dat bijna 60 procent van de leerlingen aangeeft geen verandering te hebben ervaren in het gemiddeld aantal vrienden/familieleden met wie ze wekelijks digitaal contact hadden voor en tijdens de schoolsluiting. Gemiddeld geven leerlingen aan met ongeveer 10,3 personen per week digitaal contact te hebben voor de schoolsluiting en met gemiddelde 11,0 personen tijdens de schoolsluiting. Het kan goed zijn dat ze voor de schoolsluiting met mensen digitaal en fysiek contact hadden, maar tijdens de schoolsluiting enkel nog digitaal

Figuur 4. Verschil in gemiddeld aantal digitale contacten per week door schoolsluiting

 

We kunnen niet zomaar het totaal aantal contacten bekijken door het aantal fysieke en digitale contacten bij elkaar op te tellen. Een daling kan betekenen dat leerlingen enkel nog digitaal contact hebben met dezelfde mensen waarmee ze voor de schoolsluiting ook fysiek contact hadden, maar het kan ook om andere mensen gaan en daarmee een ‘echte’ daling van het aantal contacten betekenen.

Aan de leerlingen zijn ook nog twee stellingen voorgelegd in relatie tot hun sociale contacten (op een schaal van 0 tot 4):

•       Tijdens de lockdown lukte het me regelmatig mijn vrienden te zien.

•       Ik was bang dat doordat ik niet naar school kon gaan, ik mijn vrienden zou verliezen.

Figuur 5 laat zien dat leerlingen aangeven dat ze redelijk in staat zijn geweest hun vrienden te zien, maar dat er toch ook flink wat variatie is. Bij de verschillen tussen groepen komen we hierop terug. De figuur laat ook zien dat de meeste leerlingen niet erg bang waren hun vrienden te verliezen door de sluiting van de scholen.

Figuur 5. Stellingen over sociaal gedrag

 

Verschillen naar geslacht

Figuur 6 laat de gemiddelden voor jongens en meisjes zien, waarbij gecorrigeerd is voor studie en opleiding ouders (regressietabel ). De meisjes en jongens hebben nagenoeg evenveel fysieke contacten voor de schoolsluiting. Tijdens de schoolsluiting hebben de meisjes significant minder fysieke contacten dan de jongens. Hun daling is 7 procentpunten groter dan die van de jongens3.  

Bij de digitale contacten zien we geen significante verschillen tussen jongens en meisjes. De stijging in het aantal digitale contacten is iets groter voor meisjes, maar dit verschil met jongens is niet significant.

Figuur 6. Gemiddeld aantal contacten per week, naar geslacht

 

Figuur 7 laat de verschillen in gemiddelde antwoordscore tussen jongens en meisjes zien op de twee stellingen. Meisjes geven aan dat ze iets minder in staat waren hun vrienden te zien tijdens de schoolsluiting. Dit sluit aan bij de eerdere bevindingen. Ook geven ze gemiddeld iets vaker aan dat ze bang zijn hun vrienden te verliezen door de schoolsluiting. Heel groot zijn deze verschillen echter niet.

Figuur 7. Stellingen over sociaal contact, naar geslacht

Leeswijzer: De diamanten tonen de gemiddelden per groep. De lijnen met eindmarkering tonen de 95%-betrouw-baarheidsintervallen rondom de gemiddelden. Als deze tussen groepen niet overlappen is het verschil significant. In de modellen achter deze plaatjes worden steeds studie geslacht en opleiding ouders meegenomen als verklarende variabelen.

 

Verschillen naar opleidingsniveau ouders

Figuur 8 laat de gemiddelden voor leerlingen naar het opleidingsniveau van hun ouders zien, waarbij gecorrigeerd is voor studie en geslacht (regressietabel).

In het absolute aantal fysieke contacten, zowel voor als tijdens de schoolsluiting zien we geen verschillen naar opleiding ouders. De figuur laat wel een toenemend aantal gemiddelde contacten zien met het opleidingsniveau van de ouders, maar dit verschil is niet significant.

Leerlingen met laagopgeleide ouders hebben, zowel voor als tijdens de schoolsluiting de minste digitale contacten in absolute zin (alleen significant op 90%-betrouwbaarheidsinterval). Er is geen verschil naar opleiding ouders in de stijging van het aantal digitale contacten tijdens de schoolsluiting, het patroon is overal gelijk.

Figuur 8. Gemiddeld aantal contacten per week, naar opleiding ouders

Leeswijzer: De diamanten tonen de gemiddelden per groep. De lijnen met eindmarkering tonen de 95%-betrouw-baarheidsintervallen rondom de gemiddelden. Als deze tussen groepen niet overlappen is het verschil significant. In de modellen achter deze plaatjes worden steeds studie geslacht en opleiding ouders meegenomen als verklarende variabelen.

 

In de antwoorden op de twee stellingen over sociaal contact, zoals weergegeven in figuur 9, zien we ook geen significant verschil tussen leerlingen naar het opleidingsniveau van hun ouders.

Figuur 9. Stellingen over sociaal contact, naar opleiding ouders

Leeswijzer: De diamanten tonen de gemiddelden per groep. De lijnen met eindmarkering tonen de 95%-betrouw-baarheidsintervallen rondom de gemiddelden. Als deze tussen groepen niet overlappen is het verschil significant. In de modellen achter deze plaatjes worden steeds studie geslacht en opleiding ouders meegenomen als verklarende variabelen.

 

Verschil naar studie

Figuur 10 laat de gemiddelden voor leerlingen naar hun studie zien, waarbij gecorrigeerd is voor geslacht en opleiding ouders (regressietabel).

We zien dat leerlingen op het havo en vwo voor de schoolsluiting de meeste fysieke contacten hadden. De vwo-ers en havisten ervaren ook een grotere daling in het aantal fysieke contacten door de schoolsluiting (19 procentpunten groter).

Tijdens de schoolsluiting hebben vwo-ers meer digitale contacten dan andere leerlingen, waarbij ze dan ook een grotere stijging laten zien door de schoolsluiting.

Figuur 10. Gemiddeld aantal contacten per week, naar studie

Leeswijzer: De diamanten tonen de gemiddelden per groep. De lijnen met eindmarkering tonen de 95%-betrouw-baarheidsintervallen rondom de gemiddelden. Als deze tussen groepen niet overlappen is het verschil significant. In de modellen achter deze plaatjes worden steeds studie geslacht en opleiding ouders meegenomen als verklarende variabelen.

 

Op de twee stellingen over sociale contacten zien we geen significante verschillen tussen leerlingen van verschillende studies (figuur 11).

Figuur 11. Stellingen over sociaal contact, naar studie

Leeswijzer: De diamanten tonen de gemiddelden per groep. De lijnen met eindmarkering tonen de 95%-betrouw-baarheidsintervallen rondom de gemiddelden. Als deze tussen groepen niet overlappen is het verschil significant. In de modellen achter deze plaatjes worden steeds studie geslacht en opleiding ouders meegenomen als verklarende variabelen.

 

Noten

 1In een aparte factsheet, nadat meer leerlingen in september/oktober de vragenlijst hebben ingevuld, gaan we ook kijken naar regionale verschillen. Nu worden groepen naar regio, studie en mogelijke andere achtergrondkenmerken van leerlingen te klein om betrouwbare uitspraken te doen.

2Voor de open bovenste categorie is een gemiddelde van 35 genomen en uitschieters zijn verwijderd (meer dan drie standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde).

3Jongens laten een daling zien van 49 procent, meisjes van 56 procent, waarmee het verschil 7 procentpunten is.

 

Colofon

Dit onderzoek is uitgevoerd door Trudie Schils, Lex Borghans, Raoul Haenbeukers en Suzanne Zuidema. Voor informatie kunt u terecht bij Trudie Schils: t.schils@maastrichtuniversity.nl.

Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van data uit de OnderwijsMonitor Limburg. Deze is onderdeel van de Educatieve Agenda Limburg, een samenwerking tussen Universiteit Maastricht, Open Universiteit, Zuyd Hogeschool, Fontys Hogeschool, de Limburgse mbo-instellingen, schoolbesturen in het primair en voortgezet onderwijs, en de Provincie Limburg.

Elke twee jaar verzamelen we voor de OnderwijsMonitor Limburg gegevens over Limburgse leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs. Dit jaar was dat anders dan anders en door de inzet van scholen én leerlingen zijn we in staat geweest om aanvullende informatie op te halen over de sociaal-emotionele gesteldheid van leerlingen ten tijde van corona. Wij willen hierbij alle deelnemende scholen, leerlingen en hun ouders daarvoor bedanken. Op deze manier krijgen we inzicht in wat er nodig is om de juiste ondersteuning op te zetten in de komende maanden.

Eerdere factsheets in deze reeks:

Deel 1 - Inleiding 

 

© Augustus 2020. Universiteit Maastricht, School of Business and Economics, Department of Macro International and Labour Economics (MILE). Niets uit deze uitgave mag op enige manier worden verveelvoudigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs.

delen:  
Loading Conversation