Muiswerk werkt! Maar er moet natuurlijk wel geoefend worden!

Carla Haelermans en Joris Ghysels, Universiteit Maastricht | 06 November 2015


Veel VO-scholen zetten in op digitale oefenprogramma’s om te zorgen dat leerlingen voldoen aan de referentieniveaus voor taal en rekenen/wiskunde. Omdat er echter nog maar weinig wetenschappelijk bewijs is voor de effectiviteit van deze programma’s, hebben onderzoekers van het onderzoeks-instituut TIER van de Universiteit Maastricht gedurende één schooljaar onder ruim 3000 onderbouwleerlingen op drie Limburgse scholengemeenschappen voor vmbo, havo en vwo onderzocht wat het effect is van één van die programma’s: Muiswerk.

Hiertoe werd een experiment opgezet op het Dendron College in Horst, het Valuascollege in Venlo en het BRAVO!College Cranendonck in Budel. In dit experiment oefende de helft van de leerlingen met de onderdelen spelling, verbanden en meten en meetkunde, en de andere helft van de leerlingen met de overige domeinen van taal en rekenen, namelijk woordkennis, formuleren, begrijpend lezen, grammatica, getallen en verhoudingen. Het tweede halfjaar werd dit omgedraaid om alle leerlingen wel met alle domeinen te laten oefenen.

Website taal en rekenen

Op de betrokken scholen werd het taal- en rekenprogramma ingezet voor huiswerkopdrachten en niet in de klas. Leerlingen kregen geen cijfer voor deze huiswerkopdrachten. Wél kregen ze van de docent de opdracht er een half uur per week mee te oefenen, zowel voor taal als voor rekenen. De docent kon ook inloggen om te zien of leerlingen dit ook deden, maar weinig docenten deden dit ook, en er waren geen sancties als leerlingen niet oefenden.

Muiswerk is een adaptief programma, waarbij leerlingen kiezen met welke van de beschikbare oefeningen ze op dat moment willen oefenen. Om te zorgen dat er steeds nieuwe oefeningen klaar staan op het huidige niveau van de leerlingen, moeten leerlingen naast de oefeningen thuis ook regelmatig tussentoetsen maken op school, die door de docent klaar worden gezet en tijdens het begin van het lesuur worden afgenomen. Bijkomend voordeel van deze toetsen is dat ze ervoor zorgen dat leerlingen aan het programma herinnerd worden en weer meer gaan oefenen. Als extra stimulans werden ouders ingeschakeld. Zij konden het oefengedrag van hun kind volgen via een app: Muismeter.

Uit het onderzoek komen een aantal belangrijke resultaten naar voren. De meest algemene conclusie is dat Muiswerk werkt, maar niet voor iedereen, en niet onder alle omstandigheden. Om te beginnen lijkt het programma effectiever voor rekenen en wiskunde dan voor taal (op spelling na). Dit lijkt vooral te komen doordat de rekenmodules en spelling makkelijker te automatiseren onderdelen zijn. Verder blijkt oefenen met Muiswerk gunstig voor brugklassers, maar voor de ouderejaars is het effect meestal minder duidelijk, voornamelijk ook omdat zij veel minder oefenden, en effecten daardoor moeilijker zichtbaar worden.

Het oefengedrag van leerlingen blijkt zeer divers: gemiddeld oefenen leerlingen maar ongeveer 10 minuten per week voor taal en 7 minuten voor rekenen. Een stuk minder dan de 30 minuten die van ze gevraagd werd. Maar sommige leerlingen komen wél aan dat half uur per week terwijl andere leerlingen nog geen minuut per week oefenen, en met sommige domeinen zelf helemaal niet oefenen. Leerlingen die meer oefenen scoorden in het algemeen wel beter, maar niet altijd. Een leerling kiest namelijk na het inloggen zelf met welke van de klaar staande oefeningen hij aan de slag gaat. Deze set van klaar staande oefeningen wordt alleen aangepast nadat de leerlingen ook een tussentoets heet gemaakt op school. Daardoor oefent een leerling soms weliswaar veel, maar met een te eenvoudige oefening. Dat heeft weinig zin. De oefening moet aansluiten bij het niveau van de leerling. Uit eerder onderzoek naar Muiswerk is al bekend dat de effectiviteit vooral uit het adaptieve karakter van het programma komt, en niet uit het feit dat het oefenen digitaal is of dat leerlingen (meer) tijd aan besteden aan oefenen. De tussentoetsen op school zijn dus van groot belang om te zorgen dat de leerling op niveau kan oefenen.

In de onderzochte toepassing konden leerlingen redelijk vrij beslissen wanneer ze wilden oefenen. Toch blijkt hun oefengedrag ook ‘aanstuurbaar’, zowel door ouders als door de school. Zo heeft het gebruik van Muismeter door ouders van leerlingen in leerjaren 1en 2 een positief effect op het oefengedrag: de leerlingen oefenen meer als de ouders vaker Muismeter gebruiken. Bij leerlingen uit het derde leerjaar werkt dit echter averechts; zij oefenen dan juist minder. Ook helpt het als de docent oefengedrag aanmoedigt en enthousiast is. Dit kan door mondeling stimuleren in de les, maar ook via het inroosteren van de tussentoetsen.

Op basis van het onderzoek kunnen we de volgende adviezen geven:

  1. Zet digitale oefenprogramma’s in voor onderdelen waar geautomatiseerd moet worden (bepaalde sommen, de tafels, spelling etc.)
  2. Bied oefeningen aan op niveau (formatief toetsen is dus belangrijk!)
  3. Leerlingen moeten voldoende oefenen (en dit kan gestimuleerd worden door ouders, voor klas 1 en 2, en door docenten).

Wil je meer over dit onderzoek lezen? Kijk dan eens naar de poster over dit onderzoek.

Poster Muiswerk (TIER)

Ook is er een document gemaakt waarin de belangrijkste conclusies overzichtelijk zijn samengevat: de samenvatting

Samenvatting Muiswerk (TIER)

Meedoen
delen:  
Loading Conversation