Schooladvies en positie in de derde van de middelbare school

Trudie Schils | 07 February 2017


Aan het einde van groep 8 krijgt een leerling een schooladvies waarmee bepaald wordt naar welk onderwijsniveau een leerling het beste kan gaan op de middelbare school. Een relevante vraag is of leerlingen halverwege de middelbare school nog op het onderwijsniveau zitten dat hen geadviseerd werd. In deze bijdrage laten we dit zien aan de hand van gegevens van leerlingen voor wie we informatie hebben uit groep 8 en het derde leerjaar van de middelbare school (vanaf nu 3vo).1

70-90 procent van de leerlingen zit in de derde klas van het voortgezet onderwijs op het niveau van het schooladvies dat einde groep 8 werd gegeven

Figuur 1 laat zien op welk onderwijsniveau leerlingen in 3vo zitten in relatie tot het schooladvies dat ze kregen in groep 8.2 Voor elk van de gegeven advies categorieën zien we dat het merendeel van de leerlingen drie jaar later ook op dat onderwijsniveau zit. Voor wat betreft de leerlingen met een gecombineerd advies vmbo/havo, zit 48 procent van de leerlingen in de derde van het vmbo en 41 procent in 3 havo. Voor leerlingen met een gemengd advies havo/vwo zit 51 procent in 3 vwo en 40 procent in 3 havo. We vergelijken hier alleen de onderwijspositie in 3vo met het schooladvies, in een andere bijdrage gaan we kijken of de leerling in de eerste klas van het voortgezet onderwijs ook volgens het schooladvies is geplaatst.

Figuur 1: Positie in 3vo in relatie tot het schooladviesDeze figuur laat zien hoeveel procent van de leerlingen met een bepaald schooladvies drie jaar later op, onder of boven dat onderwijsniveau zit. De eerste staaf laat bijvoorbeeld zien dat bijna 83 procent van de leerlingen met een vmbo bl/kl schooladvies in 3vo ook op het vmbo bl/kl zit. De tweede staaf laat zien dat 17 procent op een onderwijsniveau zit dat hoger is.

Figuur 2 laat het percentage leerlingen zien dat op een onderwijsniveau zit dat lager, hoger dan of overeenkomstig is met het schooladvies uit groep 8 voor verschillende jaren. Het beeld is redelijk stabiel over de tijd. Het aantal leerlingen dat in 3vo lager zit dan het advies lijkt iets toegenomen ten opzichte van 2010 en het aantal leerlingen dat hoger zit lijkt iets afgenomen.

Figuur 2: positie in 3vo in relatie tot het schooladvies, naar jaarDeze figuur laat zien hoeveel procent van de leerlingen in een gegeven jaar, in 3vo op, onder of boven het onderwijsniveau van het schooladvies zit. De eerste staaf laat bijvoorbeeld zien dat in 2010 11 procent van de leerlingen onder het niveau van het schooladvies zat in 3vo. De tweede staaf laat zien dat 70 procent op het niveau van het schooladvies zat.

Figuur 3 laat de positie in 3vo in relatie tot het schooladvies zien naar geslacht. De staven laten zien hoeveel procent van de jongens (of meisjes) met een bepaald advies, in 3vo op, onder of boven het onderwijsniveau van het schooladvies zit. Meisjes zitten in 3vo minder vaak lager dan hun schooladvies, en vaker hoger. De mate van het verschil indien leerlingen hoger zitten dan het schooladvies, verschilt tussen de verschillende adviescategorieën. Het verschil is het grootste voor leerlingen met een vmbo basis advies: daar zit ruim 22 procent van de jongens op een lager niveau in vergelijking met het advies en 13 procent hoger, en die percentages zijn voor meisjes respectievelijk ruim 16 en 21.

Meisjes zitten vaker in 3vo op een niveau boven hun schooladvies en minder vaak beneden dat niveau dan jongens

Figuur 3: positie in 3vo in relatie tot het schooladvies, naar geslachtDeze figuren laten zien hoeveel procent van de jongens (of meisjes) met een bepaald advies, in 3vo op, onder of boven het onderwijsniveau van het schooladvies zit. De eerste staaf van figuur 3a laat bijvoorbeeld zien dat ruim 22 procent van de jongens met een vmbo gl/tl advies drie jaar later onder dat niveau zit. De tweede staaf laat zien dat dit het geval is bij net geen 17 procent van de meisjes met een vmbo gl/tl advies.

Figuur 4 laat de positie in 3vo in relatie tot het schooladvies zien naar sociaaleconomische achtergrond van de leerling. De staven laten zien hoeveel procent van de leerlingen met een bepaald advies, die ouders hebben met een bepaald opleidingsniveau advies, in 3vo op, onder of boven het onderwijsniveau van het schooladvies zit. Leerlingen wiens ouders laagopgeleid zijn (hier maximaal vmbo of vergelijkbare opleiding) zitten in 3vo vaker onder het niveau van het schooladvies dan leerlingen wiens ouders hoogopgeleid zijn (universitaire opleiding). Dit verschil is het grootste bij leerlingen met een vwo-advies. De laatste groep leerlingen zit vaker op een onderwijsniveau dat hoger is dan het schooladvies.

Leerlingen van lager opgeleide ouders zitten in 3vo vaker onder het niveau van het schooladvies

Figuur 4: positie in 3vo in relatie tot het schooladvies, naar opleiding oudersDeze figuren laten zien hoeveel procent van de leerlingen met een bepaald advies, die ouders hebben met een bepaald opleidingsniveau advies, in 3vo op, onder of boven het onderwijsniveau van het schooladvies zit. De eerste staaf van figuur 4a laat bijvoorbeeld zien dat bijna 24 procent van de leerlingen met een vmbo gl/tl advies wiens ouders een lbo/vmbo-opleiding hebben drie jaar later onder dat niveau zit. De tweede staaf laat zien dat dit het geval is bij ongeveer 19 procent van de leerlingen met een vmbo gl/tl advies wiens ouders een mbo-opleiding hebben.

Figuur 5 laat de positie in 3vo in relatie tot het schooladvies zien naar de regio waar de middelbare school ligt. De staven laten zien hoeveel procent van de leerlingen met een bepaald advies in een bepaalde regio, in 3vo op, onder of boven het onderwijsniveau van het schooladvies zit. We zien dat in leerlingen in noord-Limburg met een vmbo gl/tl of een havo advies vaker in 3vo op een lager niveau zitten dan leerlingen met die adviezen in de andere regio’s. In Maastricht-Heuvelland zien we dat leerlingen met een vmbo bl/kl advies vaker in 3vo op een hoger niveau zitten. Leerlingen met een havo advies zitten in Maastricht-Heuvelland het minst vaak op een hoger niveau dan in de andere regio’s. In Parkstad zien we dat leerlingen met een vmbo gl/tl advies vaker in 3vo op een hoger niveau zitten dan in de andere regio’s.

Het aantal leerlingen dat boven of onder het niveau van het schooladvies zit verschilt per regio en per onderwijsniveau

Figuur 5: positie in 3vo in relatie tot het schooladvies, naar regioDeze figuren laten zien hoeveel procent van de leerlingen met een bepaald advies in een bepaalde regio, in 3vo op, onder of boven het onderwijsniveau van het schooladvies zit. De eerste staaf van figuur 5a laat bijvoorbeeld zien dat ruim 30 procent van de leerlingen met een vmbo gl/tl advies in Noord-Limburg drie jaar later onder dat niveau zit. De tweede staaf laat zien dat dit het geval is bij ongeveer 16 procent van de leerlingen met een vmbo gl/tl advies in Midden-Limburg.

Het schooladvies wordt gegeven op de basisschool. We hebben per basisschool gekeken hoeveel procent van de leerlingen in 3vo op, onder of boven het niveau van het schooladvies zit.3 Figuur 6 laat de verdeling van deze basisscholen zien. De eerste staaf in de grafiek laat dan bijvoorbeeld zien dat 1 procent van de basisscholen geen leerling heeft die in 3vo op een onderwijsniveau zit dat lager is dan het schooladvies. De overige basisscholen hebben altijd wel één of meerdere leerlingen die lager zitten dan het schooladvies. De figuur laat ook zien dat dit voor het merendeel van de basisscholen minder dan een-tiende van de leerlingen is. Dit zien we ook in de b-grafiek die hetzelfde laat zien voor leerlingen die hoger zitten dan het schooladvies. 7 procent van de basisscholen heeft geen leerling die hoger zit in 3vo dan het schooladvies.

Het percentage leerlingen dat in 3vo niet op het niveau van het schooladvies zit, varieert aanzienlijk tussen basisscholen

Figuur 6: Verdeling van basisscholen naar percentage leerlingen dat in 3vo lager (a) of hoger (b) zit dan het schooladvies Deze figuren laten zien hoeveel basisscholen er zijn (percentage) die een bepaald percentage leerlingen hebben dat in 3vo lager of hoger dan het schooladvies zitten. De eerste staaf in de grafiek laat dan bijvoorbeeld zien dat 1 procent van de basisscholen geen leerling heeft die in 3vo op een onderwijsniveau zit dat lager is dan het schooladvies.

In tabel 1 splitsen we de basisscholen uit naar de regio waarin ze liggen. Zo heeft 10 procent van de basisscholen in Sittard-Geleen minder dan 3.5% van de leerlingen op een onderwijsniveau lager dan het schooladvies, en heeft 10 procent van de scholen in die regio meer dan 17.7 procent van de leerlingen op een lager niveau dan het schooladvies. Als we de drie regio’s onderling vergelijken zien we dat de cijfers wat afwijken voor Parkstad. In die regio zitten leerlingen het minst vaak in 3vo op het niveau dat het schooladvies in groep 8 aangaf.

Conclusie

Als we het schooladvies vergelijken met de positie waar de leerling in het derde leerjaar van de middelbare school zit, zien we dat verreweg het merendeel op het niveau zit dat het schooladvies aangaf. Voor de leerlingen die niet op dat niveau zitten, zien we relaties met geslacht, sociale achtergrond en regio.

 

Noten

1We hebben de citoscore en schooladvies uit groep 8 en positie in 3vo voor leerlingen uit vier cohorten: 2006/07, 2008/09, 2010/11 en 2012/13 in groep 8.

2De adviezen zijn als volgt samengevat: vmbo bl/kl, vmbo gl/tl, vmbo/havo, havo, havo/vwo, vwo.

3We nemen alleen basisscholen mee voor welke we minstens 10 leerlingen in het vo terugvinden. Van het cohort 2006/7 weten we de basisschool niet, dus dat is buiten deze analyse gehouden. Ook ontbreken basisscholen voor midden- en noord-Limburg.

Toetsen
delen:  
Loading Conversation