Ron Diris (Universiteit Maastricht) | 06 August 2019
in eerdere analyses hebben we vanuit verschillende invalshoeken gekeken naar afstroom van leerlingen met enkelvoudige adviezen, klik hier voor een overzicht van alle afstroomstukken
Naast geslacht is, wederom , het opleidingsniveau van de ouders bepalend voor de kansen op afstroom vanaf samengestelde adviezen. Voor leerlingen met ouders die geen hoger-onderwijs-diploma hebben is de afstroom 54% voor havo/vwo-adviezen en 57% voor vmbo-gt/havo adviezen. Voor leerlingen met hoogopgeleide ouders liggen deze cijfers op respectievelijk 39% en 43%. Figuur 2 splitst de afstroomcijfers voor havo/vwo-adviezen uit naar zowel opleidingsniveau van de ouders als regio. Regioverschillen zijn relatief sterk; afstroom varieert van 40% in Maastricht-Heuvelland (MH) tot 55% in Limburg-noord. In alle regio’s ligt de afstroom van leerlingen zonder hoogopgeleide ouders hoger. Deze verschillen zijn relatief constant tussen de regio’s; alleen MH is een uitzondering met een relatief lage afstroom voor leerlingen zonder hoogopgeleide ouders.
Voor afstroom vanaf vmbo-gt/havo-adviezen zien we een vrijwel identiek patroon als in Figuur 2: afstroom is lager in de regio MH en het verschil met andere regio’s is vooral sterk voor leerlingen zonder hoogopgeleide ouders. Figuur 3 kijkt voor dit type afstroom naar de uitsplitsing naar regio en geslacht. We zien hier dat de hogere afstroom van jongens tegenover meisjes in alle regio’s aanwezig is. Dit verschil is relatief het kleinst in de regio Sittard-Geleen. In eerdere analyses is aangetoond dat deze regio over het algemeen kleine verschillen heeft tussen jongens en meisjes. Bij de andere vormen van afstroom was dat echter vooral het gevolg van relatief lage afstroom van jongens, terwijl in Figuur 3 de afstroom van de meisjes ten opzichte van de andere regio’s relatief hoog is.
Verschillen in ‘afstroom’ vanaf gedeelde brugklassen
Naast de ontwikkeling van leerlingen met samengestelde adviezen kijken we ook naar de ontwikkeling van leerlingen op gedeelde brugklassen havo/vwo of vmbo-gt/havo. Hoewel deze twee groepen de nodige overlap hebben, zijn ze zeker niet identiek. Op de eerste plaats is de groep leerlingen in gedeelde brugklassen bijna twee keer zo groot als de groep met samengestelde adviezen. Met name de havo/vwo-brugklas is een veel voorkomende opzet. In deze brugklassen zitten dus ook veel leerlingen met een havo-advies of een vwo-advies.
Afstroom van gedeelde brugklassen ligt gemiddeld hoger dan afstroom van samengestelde adviezen. In havo/vwo-brugklassen eindigt 55% op havo of lager, terwijl voor vmbo-gt/havo-brugklassen 57% op het vmbo terecht komt. Figuur 4 laat de ontwikkeling door de jaren heen zien voor beide type brugklassen, voor jongens en meisjes apart. Havo/vwo afstroom is redelijk constant. Het verschil tussen jongens en meisjes schommelt tussen de 5 en 10 procentpunt, en neemt in de laatste vier jaar licht toe. Voor afstroom van vmbo-gt/havo -brugklassen zien we veel meer schommelingen. Dit komt voor een deel omdat dit type brugklas minder vaak voorkomt, en er dus minder observaties per jaar zijn. Wat vooral opvalt is de sterke stijging in afstroom van meisjes tussen 2012 en 2014. Verdere analyse laat zien dat er tussen 2012 en 2014 ook een zeer sterke stijging was in het aantal leerlingen in een dergelijk type brugklas (wat daarna richting 2016 weer terugvalt). We zien hierbij dat deze uitbreiding vooral tot meer meisjes met een vmbo-k advies in dit type brugklas heeft geleid. Aangezien dit een groep is met relatief minder goede kansen op doorstroom naar het havo, verklaart dit een deel van deze toename. De verschillen tussen jongens en meisjes voor dit type afstroom zijn in de andere jaren groot, ook relatief aan de havo/vwo afstroom. Wel neemt het verschil af in de laatste twee jaren.
We bekijken verder hoe de afstroom van gedeelde brugklassen verschilt afhankelijk van bepaalde kenmerken. Figuur 5 splitst de cijfers voor afstroom van havo/vwo brugklassen uit naar geslacht en regio. Verschillen naar regio zijn gemiddeld klein. Wel zijn er verschillen in de relatieve prestaties van jongens tegenover meisjes. Wederom is dit verschil het kleinst in de regio Sittard-Geleen. In dit geval komt dit door relatieve lage afstroom van jongens. De afstroom van meisjes is zeer vergelijkbaar tussen de verschillende deelregio’s, met uitzondering van de relatieve hoge afstroom in Parkstad Limburg.
Figuur 6 splitst afstroom van vmbo-gt/havo brugklassen uit naar regio en opleidingsniveau van de ouders. De regio-verschillen zijn hier duidelijk sterker dan voor havo/vwo-brugklassen. Hoewel vmbo-gt/havo-brugklassen minder vaak voorkomen dan havo/vwo brugklassen, lijkt dit niet de hoofdreden voor de sterkere verschillen. Alleen in de regio Sittard-Geleen is dit type brugklas zeldzaam, waardoor het aantal leerlingen waar de cijfers op gebaseerd zijn klein is en we voorzichtig moeten zijn met conclusies trekken op basis van een dergelijke kleine groep. Voor de overige regio’s is het aantal observaties echter substantieel. Vooral de lage afstroom in MH valt op. De afstroom van leerlingen zonder hoogopgeleide ouders in MH ligt zelfs lager dan de afstroom van leerlingen met hoogopgeleide ouders in alle andere regio’s. Voor een deel wordt dit verschil verklaard door het feit dat leerlingen in vmbo-gt/havo-brugklassen in de regio MH relatief hogere adviezen hebben (er zijn vooral veel minder leerlingen met een vmbo-k advies). Het lijkt er dus op dat scholen in MH strenger zijn in de toelating van leerlingen in gedeelde brugklassen. Maar ook als we hiervoor corrigeren blijft de afstroom in de regio MH veel lager dan in de andere deelregio’s.
De rol van het schooladvies in afstroom van de brugklas
In dit artikel is apart gekeken naar afstroom van samengestelde adviezen en afstroom van gedeelde brugklassen. In deze laatste sectie brengen we deze twee aspecten samen. Hoewel aspecten als regio, geslacht en opleidingsniveau van de ouders allemaal verklarend zijn voor afstroom van gedeelde brugklassen, is het advies dat leerlingen eerder ontvangen hebben duidelijke de beste voorspeller. Binnen havo/vwo-brugklassen ligt de afstroom op 72% voor degenen met een havo-advies, 52% voor degenen met een havo/vwo advies en 24% voor degenen met een vwo-advies. Figuur 7 splitst deze cijfers ook uit naar geslacht. De verschillen tussen jongens en meisjes zijn binnen elke categorie vergelijkbaar. Voor een jongen met laagopgeleide ouders is de kans op afstroom naar havo of lager dus bijna 80%. Uit verdere analyse blijkt ook dat de verschillen naar regio vooral naar voren komen binnen de groep met havo/vwo-adviezen. Voor leerlingen met een havo-advies of een vwo-advies liggen de afstroomcijfers op vrijwel hetzelfde niveau tussen de verschillende regio’s, maar juist bij de groep met de verwachte ‘twijfelgevallen’ maakt de regio een sterk verschil. Een laatste opvallende bevinding is dat de verschillen in afstroom van gedeelde brugklassen naar advies sterker zijn voor havo/vwo-brugklassen dan voor vmbo-gt/havo-brugklassen. Dit verschil zit met name in de relatief hoge adviezen. Bij havo/vwo-brugklassen is de afstroom voor leerlingen met een vwo-advies slechts 25%. Bij vmbo-gt/havo-brugklassen is de afstroom voor leerlingen met een havo-advies 35% (voor jongens ligt dit zelfs op 42%).