Ontwikkelingen in het zelfbeeld van leerlingen

Ron Diris (Universiteit Maastricht) | 02 December 2019

In dit korte artikel analyseren we hoe bepaalde sociaal-emotionele vaardigheden zich ontwikkelen voor leerlingen in het PO en VO in Limburg, en hoe deze ontwikkelingen verschillen tussen bepaalde groepen. We kijken hiervoor specifiek naar het zelfbeeld (‘self-concept’) van leerlingen. Dit zelfbeeld splitsen we op in twee onderdelen: academisch zelfbeeld en sociaal zelfbeeld. Deze indicatoren zijn samengesteld uit een set van items uit de vragenlijsten van de OnderwijsMonitor Limburg (OML), waarbij leerlingen zichzelf moeten inschatten op een schaal van 1 tot en met 4 op onderdelen zoals schrijven, hoofdrekenen, voorlezen, een opstel maken (academisch), discussiëren, de leiding nemen, iemand troosten, omgaan met andere leerlingen (sociaal). Uit deze items wordt voor elk van de twee onderdelen één samenvattende variabele gecreëerd.
 
In een eerder artikel hebben we gekeken naar trends in Big Five persoonlijkheidskenmerken. Hoewel daaruit bleek dat er de nodige veranderingen optreden in de ‘gevoelige’ periode tussen de 12 en 15 jaar, geldt over het algemeen dat persoonlijkheidskenmerken relatief stabiel zijn over de levensloop. Verder kunnen we stellen dat er weinig kennis is over hoe de ontwikkeling van persoonlijkheid beïnvloed kan worden door de omgeving. Voor scholen is het daarom vaak lastig om direct deze kenmerken te veranderen. Bij sociaal-emotionele vaardigheden ligt het meer voor de hand dat er door scholen en leraren bijgestuurd kan worden in de ontwikkeling. Om een voorbeeld te geven: het is moeilijk om een introverte leerling van nature meer extravert te maken, maar aan vaardigheden die samenhingen met extraversie (zoals het geven van spreekbeurten) kan wel gewerkt worden.[1]
Voor het zelfbeeld van leerlingen weten we ook uit eerder onderzoek dat beïnvloeding vanuit de klas mogelijk is. Uit dezelfde onderzoeken komt naar voren dat het zelfbeeld van leerlingen belangrijk is voor hun toekomstige schooluitkomsten (Marsh en Martin, 2010, Steinmayr et al., 2019).[2] Dit blijkt met name voor het academische zelfbeeld, vandaar dat we specifiek het onderscheid maken voor dit type zelfbeeld. Analyses op de OML data bevestigen deze resultaten, als we bijvoorbeeld kijken naar latere afstroom. Voor sociaal zelfbeeld is de relatie met schooluitkomsten minder duidelijk, maar we nemen dit hier ook mee in de analyse om een breed beeld van de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen te geven.
 
Highlights
  • Het sociale zelfbeeld en, met name, het academische zelfbeeld van leerlingen neemt sterk af tussen groep 8 en VO3.
  • De afname in academisch zelfbeeld is veel sterker voor meisjes dan voor jongens. Wel behouden meisjes nog net een hoger academisch zelfbeeld dan jongens in VO3. Het sociale zelfbeeld is hoger voor jongens in VO3.
  • Het verschil in academisch zelfbeeld tussen vmbo-leerlingen aan de ene kant en havo- en vwo-leerlingen aan de andere kant verkleint sterk tussen groep 8 en VO3. Het leerniveau van de directe klasgenoten lijkt dus, door de vergelijking die kinderen met elkaar maken, een cruciale rol te spelen in het vormen van het zelfbeeld.
  • Verschillen in zelfbeeld zijn klein tussen regio’s, zowel in groep 8 als in VO3.
 
Verschillen in zelfbeeld naar regio
In de hier gepresenteerde analyse kijken we vooral naar ontwikkelingen in sociaal-emotionele vaardigheden, voor de periode tussen groep 8 en VO3. Voordat we kijken naar deze ontwikkelingen en hoe deze verschillen tussen groepen, analyseren we allereerst in hoeverre er op het ‘eerste meetpunt’ (groep 8) verschillen zijn tussen groepen. We zoomen hier specifiek in op verschillen naar regio.
Figuur 1 laat de resultaten zien voor academisch en sociaal zelfbeeld, voor de drie verschillende regio’s in Zuid-Limburg . De verschillen tussen de regio’s zijn klein. We hebben bij de analyse voor de Big Five kenmerken eenzelfde beeld gezien, al waren de verschillen daar nóg kleiner. We zien in Figuur 1 bijvoorbeeld wel enigszins een verschil in het zelfbeeld tussen leerlingen uit Maastricht-Heuvelland (MH) en Parkstad Limburg (PL). Vooral het sociale zelfbeeld ligt wat lager in laatstgenoemde regio. Maar het gaat dus om relatief kleine verschillen. Anders gezegd, er is een grote overlap in het zelfbeeld van leerlingen als we de verschillende regio’s van Zuid-Limburg in groep 8 met elkaar vergelijken.
 

[1] Dit onderscheid is niet in alle gevallen zwart-wit. Extraversie is een persoonlijkheidskenmerk dat relatief meer stabiel en lastig beïnvloedbaar is. Bij zorgvuldigheid (neiging tot gestructureerd werken, planmatig zijn) is het relatief meer waarschijnlijk dat dit ook ‘geleerd’ kan worden. Tegelijkertijd laat onderzoek zien dat interventies vaak niet succesvol zijn in het blijvend veranderen van dit soort kenmerken, wat verder onderstreept dat die beïnvloeding een lastig proces is.
[2] Uit ander onderzoek blijkt wel dat er ook een gevaar kan zitten bij een te hoog zelfbeeld (‘overconfidence’). Het is dus ook belangrijk dat het zelfbeeld een reële inschatting is (Van Loon et al., 2017).  

 


Ontwikkelingen in zelfbeeld

We analyseren nu de ontwikkeling van sociaal en academisch zelfbeeld tussen groep 8 en VO3 voor de leerlingen in de OML, en hoe deze mogelijk verschilt tussen groepen. We splitsen de cijfers allereerst uit naar leerniveau op VO3. Figuur 2 laat zien dat het academische zelfbeeld vooral daalt voor leerlingen op hogere leerniveaus. Hierin speelt zeer waarschijnlijk de invloed van de directe klasgenoten een belangrijke rol. Aan het eind van het PO hebben de leerlingen die naar het vwo gaan nog een veel hoger zelfbeeld, aangezien ze daar nog met leerlingen van elk (toekomstig) niveau samen zitten, maar dit daalt sterk als ze bij andere leerlingen met hoge leerprestaties in de klas terecht komen. Overigens is het academische zelfbeeld in VO3 van leerlingen op het vwo nog steeds hoger dan van leerlingen op lagere leerniveaus. Alleen is het verschil veel kleiner geworden (er is nog iets minder dan de helft over van het oorspronkelijke verschil in groep 8).

Verder is het opvallend dat het zelfbeeld van de leerlingen binnen elk leerniveau daalt. De verkleining van het verschil in academisch zelfbeeld tussen de leerniveaus komt dus niet omdat vmbo-leerlingen een beter zelfbeeld krijgen, maar omdat hun zelfbeeld minder afneemt dan bij havo en vwo-leerlingen. Overigens is er binnen de gehele groep aan leerlingen wel de nodige variatie in de ontwikkeling van het academische zelfbeeld. Voor ongeveer een derde van de leerlingen neemt het academische zelfbeeld toe tussen groep 8 en VO3.

Het sociale zelfbeeld verandert een stuk minder sterk tussen groep 8 en VO3. We zien een relatief sterkere verandering voor vmbo-gt leerlingen. Overigens hebben vwo-leerlingen een hoger sociaal zelfbeeld dan leerlingen van andere leerniveaus op VO3. Dit verschil zien we al ontstaan in het PO, en blijft redelijk constant in de onderbouw van het VO.

We zien dus duidelijke verschillen in de ontwikkeling van zelfbeeld naar leerniveau, die een logisch gevolg zijn van de verschillende groepering van leerlingen in het VO. Zien we dergelijke verschillen ook als we uitsplitsen naar andere eigenschappen van de leerlingen? We kijken hiervoor naar geslacht en regio.

Figuur 3 laat verschillen zien naar geslacht. We zien wederom het sterkste verschil optreden in academisch zelfbeeld. Voor meisjes is er een veel sterkere daling dan voor jongens (die wel ook een afname laten zien). Het is belangrijk om te benadrukken dat het hier gaat om ontwikkelingen, dus om het verschil tussen VO3 en groep 8. Als we puur kijken naar het gemiddelde niveau van het academisch zelfbeeld in VO3, dan is dit nog steeds (iets) hoger voor meisjes dan voor jongens. Dit verschil was dus nog veel groter in groep 8.

Voor het sociaal zelfbeeld zien we ook een sterkere afname voor meisjes, maar het verschil is hier kleiner. Het sociaal zelfbeeld voor meisjes lag in groep 8 al iets lager dan voor jongens, en dat verschil neemt toe.

Tot slot kijken we of er verschillen zijn in de ontwikkeling van zelfbeeld naar regio. We hebben eerder laten zien dat de regio-verschillen in groep 8 vrij klein zijn, in Figuur 1. Figuur 4 laat zien dat ook de verschillen in ontwikkeling beperkt zijn. In Parkstad Limburg (PL) zijn de afnames in zelfbeeld iets zwakker dan in de andere regio’s. De kleine achterstand die er was in groep 8 (zie Figuur 1) is dus ‘weggewerkt’, en in VO3 scoort de regio op beide concepten gemiddeld. We zagen eenzelfde beeld voor persoonlijkheidskenmerken, waarbij een aantal Big Five kenmerken ook op een lager niveau zaten in Parkstad Limburg in groep 8, maar waarbij dit verschil ook verdwenen was in VO3. In de regio Sittard-Geleen (SG) zijn beide concepten in VO3 relatief het laagst, maar met dus een zeer beperkte achterstand op de andere twee regio’s.  

Referenties

Marsh, H. W., & Martin, A. J. (2011). Academic self‐concept and academic achievement: Relations and causal ordering. British Journal of Educational Psychology, 81(1), 59-77.

Van Loon, M., de Bruin, A., Leppink, J., & Roebers, C. (2017). Why are children overconfident? Developmental differences in the implementation of accessibility cues when judging concept learning. Journal of Experimental Child psychology, 158, 77-94.

Steinmayr, R. Weidinger, A. F., Schwinger, M. and Spinath, B. (2019). The Importance of Students’ Motivation for Their Academic Achievement – Replicating and Extending Previous Findings. Front. Psychol. 10.  doi: 10.3389/fpsyg.2019.01730

delen:  
Loading Conversation